„Garantie dat zonen niet zouden vechten had ik niet”
Toen 800 militairen van operatie Towri Ghar in januari de onveilige Baluchivallei binnen trokken, zat een Afghaanse topintermediair in spanning af te wachten. Hij had, met de diplomaten van Kamp Holland, geprobeerd de Afghanen niet meer te laten vechten. En met succes, lijkt het. „Vertrouw op tribale leiders en onderhandelaars zoals ik.”
Hij wil wel worden geïnterviewd via de telefoon, zegt de bemiddelaar met wie de Nederlanders hebben gewerkt in de Baluchivallei, maar we houden zijn naam geheim. Ondanks de inspanningen voor verandering in Uruzgan is het nog steeds gevaarlijk om met de Nederlandse troepen te worden geïdentificeerd. Voordat je het weet, hangt op de poort van zijn kala een briefje met een doodsbedreiging, ondertekend door de talibanleider mullah Omar.Deze man –we noemen hem Abdul– is van de grootste stam in de Baluchivallei en was een van de belangrijkste intermediairs tussen de Nederlanders en de lokale bevolking. Maar hij was niet de invloedrijkste, zegt Mohammed er direct achteraan, dat was een mysterieuze stammenleider van wie niemand de naam wil noemen, zelfs de vaak open Afghanen niet. Door het inzetten van deze ex-taliban is hoog spel gespeeld. „Wie hij is, is strikt geheim. Dat kan ik niet zeggen vanwege zijn veiligheid”, zegt Abdul.
Abdul had al langer contact met de Nederlanders over de vraag „hoe het toch veilig kan worden in de Baluchi”, zegt hij. De veegacties van de militairen van de afgelopen jaren had hij ook meegemaakt in zijn gebied. Maar resultaat bleef uit en dat stoorde hem. Een jaar geleden besloot hij het gesprek aan te gaan. „Ik denk dat de lokale Afghanen ook moe waren van de aanhoudende gevechten en dat ze daarom wilden meedoen aan de vredesonderhandelingen.”
Hoe doet u dat, intermediair spelen tussen de Nederlanders en de Afghanen?
„Ik heb altijd mijn mensen in het gebied gediend en daarom vertrouwen ze me hier. Aan deze vredesonderhandelingen heb ik een jaar in stilte gewerkt, samen met andere tribale leiders en andere belangrijke mensen in het gebied. De Nederlanders speelden een grote rol, maar ook gouverneur Hamdam en de politiecommandant hebben naar mijn mening goed werk verricht voor deze vrede.”
Wat boden de Nederlanders ‘uw’ Afghanen? Geld, iets anders?
„Je moet de mensen in de vallei projecten geven zoals het bouwen van scholen, wegen en ziekenhuizen. De Nederlanders hebben beloofd dat in de nabije toekomst te gaan doen. Ik ben er 100 procent zeker van dat onze Nederlandse broeders zich aan hun woord houden.”
Hoe handelde u met de Afghanen?
„Vooral door gesprekken. Er kwamen na verloop van tijd steeds meer tribale leiders uit het gebied bij. Op de een of andere manier wist ik hen te overtuigen, denk ik. Velen van hen hadden meegedaan aan het gevecht, onder anderen tegen de Nederlanders. De vijandigheid in het gebied was groot. Ik heb hun de afgelopen tijd elke keer weer op het hart gedrukt: Laat je zonen niet weer meevechten met de vijand, doe het niet, dit is niet de oplossing.”
Sinds de Nederlanders de operatie begonnen in januari is er nauwelijks gevochten.
„Garanties dat deze mannen toen het erop aankwam naar me zouden luisteren, had ik niet op papier. Dat realiseerde ik me maar al te goed en dat maakte het ook zo spannend. Maar ik vertrouwde de mannen en hun beloftes. Het is goed mogelijk dat door deze afspraken het verzet tegen de Nederlanders minder was. Maar zeker weten doe ik het nooit.”
Blijft het er nu veilig?
„Honderd procent stabiliteit zal er alleen zijn áls de gouverneur, de politiecommandant en de Nederlanders leveren. Ze moeten nu na deze lange onderhandelingen van afgelopen jaar in gesprek blijven met de tribale leiders en onderhandelaars als ikzelf. Alleen dan is er garantie op succes.”