Een onvergetelijke alt
Ook al is het meer dan 25 jaar geleden dat Aafje Heynis de concertpodia verliet, haar naam spreekt nog steeds tot de verbeelding. Over de beroemde én bescheiden altzangeres verscheen voor het eerst een boek.
Een legendarische naam voor ieder die van klassieke vocale muziek houdt: Aafje Heynis. Van de jaren 50 tot midden jaren 80 van de vorige eeuw een fenomeen in Nederland en daarbuiten. In eerste instantie geliefd als zangeres van religieuze liederen. Later bekend als vertolkster van de altpartij in alle grote oratoria. Weer later beroemd als solist tijdens de uitvoeringen van de Johannes en de Matthäus Passion in Naarden.Ondanks dat de zangeres al in 1983 abrupt de concertpodia verliet en alleen nog als zangpedagoog verder ging, is haar naam nog steeds niet vergeten. Bij haar 75e verjaardag in 1999 werd ze in het Concertgebouw op een overweldigende manier in het zonnetje gezet. Van de talloze lp’s die ze de jaren door maakte worden nog altijd opnames op cd’s uitgegeven. En ook nu weer, rond het eerste boek dat over haar verschijnt, is er volop belangstelling voor de onvergetelijke alt.
Overigens was ze zelf aanwezig bij de presentatie van ”Priesteres in haar vak”, eind vorige maand in Eelde. De bijna 85-jarige woont in een verzorgingshuis in Huizen. Ze lijdt aan de ziekte van Alzheimer. Een gesprek met haar voeren is hoegenaamd niet meer mogelijk. Maar op muziek reageert ze nog, zegt een van de organisatoren van de presentatie.
Arbeidersgezin
Aafje, geboren in 1924 in Krommenie, groeit op in een arbeidersgezin. Ze kan niet naar de hbs, maar krijgt wel zangles, onder anderen van de beroemde sopraan Aaltje Noordewier. In 1949 doet ze staatsexamen.
Al tijdens de oorlogsjaren treedt Aafje op in de Zaanstreek. Legendarisch is het verhaal hoe ze tijdens een bevrijdingsfeest bij een naar buiten gesleepte piano het ”Dank sei Dir, Herr” van Händel zingt.
Haar zangcarrière neemt tweede helft van de jaren 50 een hoge vlucht. Vooral een optreden in het Concertgebouw in 1958, waar ze de ”Altrapsodie” van Brahms vertolkt, zorgt ervoor dat Heynis in brede kring aandacht trekt. Ze geeft vervolgens optredens in heel Europa en in Indonesië.
Eind jaren 60, op een dieptepunt in haar leven, trouwt ze met de advocaat Henk Dolk. De twee gaan in Blaricum wonen. Het betekent een nieuwe impuls voor Heynis’ carrière. De uitnodiging in de jaren 70 om les te komen geven aan het Arnhems conservatorium zorgt voor een nieuwe fase: die van zangpedagoge. Honderden zangers en zangeressen begeleidt ze sindsdien.
December 1983 besluit Heynis abrupt te stoppen met optreden. Haar man is dan ernstig ziek; hij overlijdt in 1985. Zangles geven doet ze nog wel, tot op hoge leeftijd. Totdat haar geheugen het meer en meer laat afweten.
Het geloof betekent in al die jaren veel voor Heynis. „Ik wílde van Hem zingen, en beleed zo mijn geloof. Voor mij is de stem een doorgeefluik naar de eeuwigheid.” Dat ze gezien wordt als evangelisatiezangeres vindt ze echter niet fijn. Ook betreurt ze het dat haar kwaliteiten als liederen- en operazangeres altijd onderbelicht blijven, omdat ze vooral gezien wordt als religieus bevlogen Bach- en Händelzangeres.
Geestelijk raakt de hervormde zangeres zoekende na de dood van haar man. Ze komt uiteindelijk in 1997 terecht bij de Rooms-Katholieke Kerk, „omdat je daar mag meedoen aan de aanbidding.”
Onzekerheid
Een onvergetelijke alt. Waar ’m dat in zit, wordt stukje bij beetje duidelijk in ”Priesteres in haar vak”. Collega’s, leerlingen en bekenden zoeken in hun bijdragen naar de kracht en het geheim van Heynis.
Ze komt naar voren als een bescheiden en schuchtere, maar tegelijk enthousiaste en strijdvaardige vrouw. Ze is hartelijk, moederlijk, gezellig en humoristisch. Maar ze wordt ook als afstandelijk, ijzig, streng en gereserveerd getypeerd.
Opvallend is haar onzekerheid. Ze heeft vaak last van minderwaardigheidsgevoelens vanwege haar eenvoudige komaf. Ze laat zich vernederen en intimideren door grote dirigenten. Ze mijdt tijdens haar concertreizen de restaurants, eet liever op haar hotelkamer haar brood op.
Nog opvallender is dat, als ze op de bühne staat, alles van haar afvalt: net een bloem die opengaat. Dan maakt een grenzeloos vertrouwen in het zingen zelf zich van haar meester. „Ik wás zang als ik stond te zingen.”
Het is vooral haar stem die legendarisch is geworden. Liefhebbers en kenners roemen de warme, intieme, grote klank. Spreken van een diepe, stralende, ronde en omvangrijke mezzostem. Noemen de schijnbaar moeiteloze stembeheersing. Bejubelen haar pure, diepe, dramatische expressie. De doorleefde en imposante voordracht. De innerlijke bezieling en gevoelige interpretatie. Een van de grootste zangeressen ooit. Tegelijk de meest bescheiden alt uit de geschiedenis.
Bewonderaars
”Aafje Heynis. Priesteres in haar vak” is een mooi uitgegeven boek. De levensschets van vriend Harry Hofstra, de bijdragen van een groot aantal leerlingen en collega’s, de interviews met Heynis die zijn opgenomen en de vele foto’s maken het tot een boeiend geheel. Hier en daar hadden de reacties van de musici overigens wel wat beter geredigeerd mogen worden.
Er is echter een belangrijker ”maar” aan dit boek: er worden alleen bewonderaars aan het woord gelaten. Hier en daar komt naar voren dat er ook critici waren. Calvinisten stuurden bijvoorbeeld brieven als Heynis zich aan opera’s waagde. En niet-gelovigen ergerden zich, naar Heynis zelf zegt, „dood aan mij, vonden mij een kwezel.” Ook muzikaal gezien zijn er niet alleen bewonderaars geweest. Die komen echter niet aan het woord.
Het is dan ook meer een liber amicorum dan een biografie geworden. Prima voor wie deze zangeres wil leren kennen. Maar een échte biografie, die moet er toch ook nog maar een keer komen.
N.a.v. ”Aafje Heynis. Priesteres in haar vak”, door Mieke Klunder en Harry Hofstra (red.); uitg. Garant, Apeldoorn/Antwerpen, 2008; ISBN 978 90 8575 026 0; 223 blz.; incl. cd; € 39,90.
Herinneringen
„Ik begon. Aafje Heynis zat geconcentreerd te luisteren. Ik legde mijn ziel en zaligheid erin. Pas toen de laatste noot van het stuk gezongen was, durfde ik haar weer aan te kijken. Haar ogen, die vochtig waren van emotie, keken me lang aan. Ze knikte, zei geen woord. De tijd stond even stil. Onze zielen hadden elkaar geraakt. Het was het meest open, ontwapenende en belangrijke blijk van goedkeuring in mijn leven: oprechte ontroering tonen. Zij durfde dat en kon dat en deed dat.”
Zanger Peter de Groot, leerling
„Aafje heeft nooit sterallures gehad, zij was wars van gekunsteldheid en ‘Stimmenprahlerei’; ze begreep zelfs niet waarom men haar zo bewonderde. Ze was sober en bescheiden, maar als ze zong, viel alles weg, dan stond daar een groot zangeres! Zij stond geheel in dienst van de muziek, was een ‘priesteres’.”
Zangeres Ineke de Geus, leerling
„Zij had, behalve een intense betrekking tot schoonheid, ook een diepgaande interesse en intuïtie voor de ander, begrip voor de onschuld, voor het kleine, voor het zwakke en voor de donkere kanten van ons leven.”
Zangeres Bea Goethart, leerling
„Tweemaal heb ik meegemaakt dat we met de hele klas ‘blote les’ kregen. Dan ging het over de ademhaling en moesten de bloesjes uit om bij elkaar te kunnen kijken hoe het werkte. (…) Aafje gaf zelf het goede voorbeeld, ging lichtjes blozend uit de bloes en liet zien hoe ze met haar ribben kon kwispelen.”
Zanger Hugo Naessens, leerling
„Wat misschien het meest bijzondere aan Aafje Heynis is: het vermogen om als kunstenares te schitteren zonder haar natuurlijke eenvoud en bescheidenheid te verliezen.”
Pianist Rudolf Jansen, collega
„Toen ik kwam, heb ik haar eerlijk gezegd: „Ik kan weinig geld missen, maar om de twee weken is het wel te doen.” Zij keek mij aan, pakte het geld en zei: „Dit vouw ik op en steek het in mijn portemonnee. Als je ooit in geldnood komt, krijg je het terug. Je betaalt niks, totdat je beter in je financiën zit en wij gaan elke week een les doen!””
Zanger Ira Spaulding, leerling
„Als ik aan Aafje Heynis denk, dan denk ik aan een vrouw die enorm eerlijk, enorm trouw aan zichzelf, aan haar talent is. Zij heeft nooit enige truc gebruikt, ze was een exponent van een echte Hollandse zangeres.”
Dirigent Bernard Haitink, collega
De fragmenten komen uit het besproken boek.