Buitenland

Saddams grote voorbeeld: Josef Stalin

„Ik zal dit land regeren zoals Stalin Rusland geregeerd heeft”, zou Saddam Hussein, volgens een reportage van BBC Panorama, langgeleden eens tegen een van zijn vrienden hebben gezegd. Dat de Iraakse dictator grote bewondering voor de vroegere Russische dictator Stalin heeft, staat buiten kijf. Niet voor Stalins ideeën over het communisme, maar voor diens brute machtspolitiek en de genadeloze wijze waarop hij met zijn tegenstanders afrekende. Inderdaad zijn er treffende overeenkomsten tussen Josef Stalin en Saddam Hussein, maar ook belangrijke verschillen.

Drs. J. A. E. Vermaat
27 December 2002 19:36Gewijzigd op 14 November 2020 00:01

Beiden waren van eenvoudige afkomst. Stalin werd als Josef Dsjoegasjvili in 1879 in een berghut in Georgië (de Kaukasus) geboren. Zijn vader werkte in een schoenenfabriek. Josef en zijn moeder worden met grote regelmaat door hem geslagen. In hun boek ”Political Paranoia” citeren Robert S. Robins en Jerrold M. Post een jeugdvriend van Stalin die eens opmerkte: „Onverdiende en zware fysieke straffen maakten de jongen net zo hard en harteloos als zijn vader.” Later werd Josef Stalin verteerd door gevoelens van wraak jegens iedereen die boven hem stond.

Nadat zijn vader bij een vechtpartij in een kroeg was omgekomen, voedde zijn moeder, een diepgelovige vrouw van eenvoudige boerenafkomst, de jonge Josef op. Zij wilde dat Josef priester werd, maar het seminarie maakte hij niet af en hij werd communist.

Wantrouwen
Saddam Hussein werd in 1937 in het Iraakse Tikrit uit boerenouders geboren. Ook hij kende een bittere en armoedige jeugd. Toen zijn moeder zwanger was, stierf zijn vader. Volgens lokaal gebruik trouwde de weduwe de broer van haar overleden man. Toen Saddam geboren was, mishandelde deze het kind meermalen. Saddam liep van huis weg en werd opgevangen door zijn fel nationalistische oom.

In 1941 werd er in Irak een militaire staatsgreep gepleegd door Rashid Ali al-Kailani. De nieuwe machthebbers zochten toenadering tot nazi-Duitsland. Saddams oom steunde hen. Na enkele maanden werden de coupplegers door in Irak gestationeerde Britse troepen verdreven. Toen dit alles gebeurde was Saddam vier jaar oud en nog bij zijn moeder en drankzuchtige stiefvader in huis.

Later zou zijn oom de coupplegers van april 1941 als helden afschilderen. Een van de mannen achter de coup was de moefti van Jeruzalem, sjeik Haj Amin al-Hoesseini, een rabiate antisemiet en een openlijk bewonderaar van Hitler en Himmler. Saddam voelde zich sterk tot deze figuur aangetrokken. Door hun ruwe opvoeding ontwikkelde zich zowel bij Stalin als Saddam een sterk gevoel van wantrouwen. Je kon je alleen handhaven als je met al je vijanden genadeloos afrekende. Paranoia en geloof in samenzweringen werd een wezenstrek van de dictatuur van beiden.

Saddam en Stalin hebben bovendien gemeen dat zij een hekel aan verre buitenlandse reizen hadden. Ze sloten zich bijvoorkeur in hun hoofdsteden op en verlieten het land hoogst zelden.

Zuiveringen
Saddam en Stalin hebben verder gemeen dat zij geen militaire achtergrond hebben, ook al beroemden beiden zich later op hun geniale militaire kennis en inzichten. Ze zijn groot geworden in de schaduw van anderen door het vleien van meerderen en door machinaties in de partij.

Stalin kon alleen zover komen dankzij de bescherming van Lenin, die hem een sleutelpositie in de communistische partij gaf (kort voor zijn dood zag Lenin in dat hij een ernstige fout had gemaakt). De sluwe partijman en manipulator Stalin trok geleidelijk alle macht naar zich toe, ontdeed zich van lastige concurrenten als Trotski en werd uiteindelijk de absolute alleenheerser van het grote Sovjetrijk.

Saddam werd groot in de Ba’ath-partij - aanvankelijk stond hij nog onder bescherming van generaal Ahmed Hassan al-Bakr. Deze was in 1968 via een militaire staatsgreep president geworden. Al-Bakr en Saddam waren verwanten van elkaar, en dat telt als je in Irak iets wilt bereiken.

Saddam kreeg de controle over het partijapparaat en versterkte geleidelijk ook zijn greep op de veiligheidsdiensten. Saddam moduleerde de partij naar eigen inzicht, zuiverde (pro-westerse) tegenstanders uit partij en leger weg. Regelmatig werden ’complotten’ ontdekt. Tegen 1975 was Saddam de feitelijke machthebber van Irak, al zou al-Bakr nog vier jaar president blijven. In juli 1979 werd Saddam zelf president, waarna Irak nog verder afgleed in de richting van een megalomane eenpartijdictatuur rond één leider.

Net als Stalin zuiverde hij tegenstanders in showprocessen weg. Tijdens een cruciale bijeenkomst van kaderleden van de Ba’ath-partij in 1979 rookte Saddam Hussein -nog maar net de nieuwe president van Irak- rustig een sigaar terwijl de ene na de andere vooraanstaande partijman na een ’bekentenis’ ter dood werd veroordeeld.

Af en toe liet Saddam een traan, zogenaamd uit droefheid, als bleek dat sommigen van zijn beste vrienden tot de ’verraderskliek’ behoorden. Hij liet de hele bijeenkomst op film vastleggen en gaf opdracht de video aan alle partijleden te sturen.

Grootheidswaan
Rond Stalin en Saddam Hussein ontwikkelde zich een typische leiderscultus met enorme afbeeldingen en standbeelden. In zijn boek ”Modern Tyrants” tekent Daniel Chirot aan „dat de meest wrede en wraakzuchtige persoonlijkheden zichzelf gerust moesten stellen met de verzekering dat zij inderdaad de verlossers zijn waarvoor ze zich uitgeven.”

De heerschappij van Stalin en Saddam kenmerkt zich door grootheidswaan. Stalin droomde ervan zijn heerschappij over heel Europa -eerst over het oosten, daarna over de rest van Europa- uit te breiden. Saddam Hussein viel eerst Iran, later Koeweit binnen. Zijn droom is een rijk dat net zo groot en machtig is als dat van zijn grote voorbeeld, de Babylonische koning Nebukadnezar (605-562 voor Christus).

Stalin en Saddam hebben gemeen dat zij in oorlogen ernstige beoordelingsfouten maakten. Zij waren uiterst bekwaam in het uitschakelen van vermeende of echte dissidenten, in militaire zaken begingen ze echter de ene na de andere blunder. In het licht van het feit dat beiden geen militaire achtergrond hadden, is dit niet zo vreemd.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het niet Stalin die de ”Grote Patriottische Oorlog” won, maar zijn maarschalk Zjoekov. Deze waagde het zelfs Stalin meermalen tegen te spreken. Zjoekov was een van de zeer weinigen die zich dat konden permitteren. Stalin besefte dat hij bekwame militaire strategen als Zjoekov nodig had. In het begin van de oorlog schold hij zijn generaals nog wel eens uit, in de loop van 1942/1943 bejegende hij hen met meer respect.

Direct na de oorlog erkende hij: „Ik heb veel fouten gemaakt.” Een uiterst zeldzame ontboezeming voor een dictator als hij. Toch werden Zjoekov -inmiddels een gevaarlijke concurrent om de macht- en andere hoge militairen door Stalin na 1945 al snel op een zijspoor gezet. Zonder massieve Amerikaanse en Britse hulp zouden de Russen overigens de oorlog evenmin hebben gewonnen. Denk alleen maar aan de konvooien naar Moermansk.

Tijdens de oorlog tegen Iran (1980-1988) beging Saddam Hussein zo veel blunders dat zijn generaals hem dwongen beslissingen over de oorlogvoering grotendeels aan hen over te laten. Uiteindelijk zou het tij ten gunste van Irak keren en werd Iran gedwongen een wapenstilstand van de VN te accepteren. En ook nu was buitenlandse hulp -de Amerikanen verstrekten Irak zelfs satellietgegevens over Iraanse troepenbewegingen- doorslaggevend.

Net als Stalin gelooft Saddam Hussein in een sterk landleger. Het accent ligt niet alleen op de infanterie, maar ook op het verkrijgen van massavernietigingswapens, vooral de atoombom. Dit gebeurde via spionage en diefstal van hoogwaardige technologie. In 1990 had Saddam bijna de bom, de Golfoorlog gooide roet in het eten.

Ook Stalin had zijn eigen nucleaire spionnen en dieven: vier jaar na de Amerikaanse bommen op Hirosjima en Nagasaki volgde de eerste Russische kernproef. De bom was zowel voor Stalin als Saddam een belangrijk prestigeobject. Ze droomden ervan wereldheerser of supermacht te zijn, en de bom was daaraan dienstbaar. De bom was het project van hun grootheidswaan. Bij Stalin lukte het, bij Saddam niet.

Antisemitisme
Stalin en Hitler hebben ten slotte hun antisemitisme gemeen. Stalin wantrouwde elke Jood. Het begon al met Leib Bronstein, de oorspronkelijke naam van Lenins vertrouweling Trotski. Na Lenins dood viel Trotski in ongenade. Uiteindelijk liet Stalin hem vermoorden. Stalin koesterde paranoïde voorstellingen over de grote Joodse samenzwering. Hetzelfde geldt voor Saddam Hussein, die zelfs uit Hitlers ”Mein Kampf” inspiratie putte.

Behalve overeenkomsten zijn er ook verschillen. Ongetwijfeld had Stalin bij het bereiken van zijn ambities meer succes dan Saddam Hussein. Zo slaagde Stalin er wel in een atoombom te krijgen. Ook wist hij zijn machtssfeer over heel Oost-Europa uit te breiden, terwijl het Saddam maar niet lukte andere landen in zijn greep te krijgen of houden. Ten slotte is Saddam in tegenstelling tot Stalin geen communist. Hij volgde weliswaar een pro-Russische koers, maar trad tegelijk op tegen de Iraakse communistische partij.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer