Streepje licht aan de horizon
Gloort er voor de economie een streepje licht aan de horizon? Het Centraal Planbureau (CPB) blijft in de deze week gepubliceerde prognose onverminderd somber. Of moet het feit dat de vooruitzichten voor dit jaar, met een krimp van 3,5 procent, in vergelijking tot enkele weken geleden niet zijn verslechterd maar als een meevaller worden beschouwd?
In ieder geval doken er recent eindelijk weer eens enkele positieve berichten op. Zo meldde de Amerikaanse bank Citigroup dat januari en februari met winst zijn afgesloten, na de megaverliezen die dit concern incasseerde in de periode daarvoor. Voorzitter Bernanke van het stelsel van centrale banken in de VS liet weten dat hij het gevaar dat de recessie zich verdiept tot een depressie geweken acht. Cijfers over de huizenmarkt aan de overzijde van de Atlantische Oceaan duidden op enig herstel. In Europa verklaarde Eurocommissaris Almunia (Economische en Monetaire Zaken) dat hij een verbetering van de signalen waarneemt.Geen misverstand, we zullen ongetwijfeld nog lang de gevolgen van de crisis ondervinden. Op allerlei manieren, via lonen, uitkeringen, pensioenen en bezuinigingen, worden we de komende jaren in de portemonnee getroffen. Om maar te zwijgen over de effecten voor iemand die zijn baan kwijtraakt. Niettemin is het een verademing als er hoopvolle geluiden klinken.
Zo’n vleugje optimisme kan bijdragen tot het begin van een ommekeer. Economie is immers psychologie. Vertrouwen speelt een cruciale rol bij de beslissingen van consumenten en producenten. Uitzicht op betere tijden geeft de burger moed en bevordert zijn neiging tot kopen en investeren.
In Brussel waren de voorbije twee dagen de regeringsleiders van de EU-landen bijeen voor hun lentetop. Die staat sinds 2000 traditioneel in het teken van de economische ontwikkelingen. Wat een verschil: destijds werd in een sfeer van ongebreideld optimisme de doelstelling vastgelegd om de Unie qua concurrentievermogen, qua prestaties op het gebied van groei en werkgelegenheid te doen opstomen tot in 2010 de nummer 1 van de wereld. De Lissabonstrategie, zo heet het ambitieuze programma.
Niemand kon bij het opstellen ervan vermoeden in wat voor situatie ze nu verkeert, een jaar voordat ze die mondiale koppositie had moeten bereiken. Toch doen de lidstaten er goed aan voorgenomen maatregelen in dit verband, zoals het bevorderen van innovatie, scholing en ondernemersklimaat, niet te laten varen. Uitvoering ervan verschaft immers een gunstige uitgangspositie voor als straks de internationale conjunctuur aantrekt en nieuwe exportkansen zich aandienen.
Inmiddels hebben de EU-landen opgeteld zo’n 3,3 procent van hun bruto binnenlands product (bbp) ingezet voor stimulerende maatregelen, voor extra uitgaven om de conjunctuur aan te zwengelen. Meer zit er wat hen betreft voorlopig niet in. Dit laatste lijkt een verstandige beleidslijn. Het gaat ten slotte om een dure aanpak en het is bovendien maar afwachten in hoeverre het werkt.
Voorts raakt de houdbaarheid van de overheidsfinanciën in het geding. De tekorten en de schulden lopen enorm op. Dat zorgt in de toekomst voor een weerbarstig probleem. Het pleegt een aanslag op de financiële ruimte die er dan in de begroting valt te verdelen.
Ervaring uit het verleden leert dat het niet gemakkelijk is een eenmaal ontspoord budget te saneren. Het komt de politiek eigenlijk nooit goed uit om te bezuinigen, om de burgers te confronteren met soms pijnlijke ombuigingen en lastenverzwaringen. Toch moet de rekening die we nu opbouwen door op grote schaal geld in de economie te pompen, vroeg of laat door ons allen betaald worden.