Vervolging in Midden-Oosten erg oud
Christenen in de Arabische wereld hebben het altijd zwaar gehad in de Arabische wereld, stelt dr. Jos M. Strengholt in reactie op een artikel in de krant van woensdag over het boek van de Amerikaanse historicus Philip Jenkins ”The Lost History of Christianity”.
Jenkins stelt in zijn boek de situatie van de kerk in de Arabische wereld tot in de 13e eeuw te rooskleurig voor. Volgens hem begon de neergang van het christendom pas met de Mongoolse machtovername in 1258.Jenkin’s stelling is niet nieuw. In de 19e eeuw ontstond in het Midden-Oosten een seculier nationalisme; moslims en christenen droomden van een harmonieus leven in een Arabisch rijk met de Arabische taal en cultuur, niet de religie, als bindmiddel. Voor christenen gaf deze droom hoop. Veel moslims en christenen zagen in de vroege geschiedenis van de Arabische wereld zo’n ”gouden eeuw”. Als er al sprake was van christenvervolgingen, dan vooral door niet-Arabische bezetters, zoals de Mongolen.
Ik vrees dat Jenkins door historici van deze nationalistische school om de tuin is geleid. De echte problemen voor de kerk begonnen niet pas met de Mongolen maar al veel eerder.
Toegegeven, in de eerste tientallen jaren van de islam hadden christenen het heel prettig; veel kerken genoten meer vrijheid dan ze ooit hadden gekend. Immers, voordat de Arabieren de Byzantijnen uit het Midden-Oosten verjoegen, leden christenen zwaar onder de dwingelandij van de Byzantijnse keizer. Die gebruikte zijn legers om te zorgen dat de christenen zich aan de theologie van de staatskerk hielden. De Kopten en de Syrische christenen werden vervolgd door de Byzantijnse stadhouders; echte vrijheid kenden ze nooit. Toen de Arabieren kwamen, haalden miljoenen christenen opgelucht adem.
Serieuze problemen voor christenen begonnen in 718, toen Umar II kalief werd. Hij vaardigde discriminerende regels uit die christenen en joden juridisch tot tweederangsburgers maakten. Aanvankelijk waren ze getalsmatig in de meerderheid, waardoor die wetten nauwelijks konden worden uitgevoerd. In de vroege islamitische tijd, vooral onder kalief Haroen al-Rashied (rond 800), was het rijk heel liberaal; christenen hadden veel vrijheden en speelden een voorname rol in de administratie en de handel; ze leverden de beste geleerden en artsen.
Langzaam gingen steeds meer christenen tot de islam over, waardoor de islamitische heersers steeds minder op christenen hoefden te leunen voor hun bestuur. Daardoor konden ze hun discriminerende wetgeving beter implementeren, en dat deden ze regelmatig en enthousiast. De Libanese historicus Albert Hourani beschrijft de situatie van christenen in die middeleeuwse moslimwereld als uiterst kwetsbaar. Vooral in tijden van economische problemen wilden de heersers de bevolking tevreden houden, en de eenvoudigste oplossing was dan om maar weer eens christenen te gaan vervolgen. Dat was altijd populair onder de islamitische massa’s.
Kruistochten
Door de kruistochten werd de positie van christenen nog moeilijker. Arabische christenen werden als vijfde colonne gezien. De heerser van Aleppo gaf alle christenen in zijn gebied de keus van bekering of de dood. Armeniërs werden bloedig verdrukt door moordende bendes. In Egypte greep Saladin weer naar de wetten van Umar II. Kopten werden uit de ambtenarij ontslagen; ze moesten aparte kleding aan, mochten geen paard rijden en moesten zware belastingen betalen. De kathedraal in de haven van Alexandrië werd verwoest.
En toen veroverden Mongolen onder leiding van prins Hülegü in 1258 Bagdad. Aanvankelijk waren die Mongolen sjamanen, boeddhisten en ook nestorianen. Ze beschouwden moslims als hun grootste vijanden en gebruikten de nestoriaanse minderheid als hun vertrouweling. Zo doen veroveraars dat. Zo kregen de nestorianen tientallen jaren meer vrijheden dan ze daarvoor hadden. Hun kloosters bloeiden, ze mochten zending bedrijven en ze bouwden een kerk in het voormalige secretariaat van de Abbasidische sultan.
Lange tijd stonden de Mongolen op het punt de christelijke religie te adopteren, maar hun heerser Ghazan Mahmud (1295-1304) aanvaardde de islam. Dit deed hij naar verluidt nadat hij zag hoe in 1291 Acre viel en de laatste kruisvaarders de aftocht bliezen. De islam was sterker gebleken, dus Ghazan werd moslim.
Het was meteen ook gedaan met de vrijheden van de nestorianen; hun positie werd nu echt slecht. De Egyptische kerkhistoricus Aziz Atiya spreekt van een „hernieuwing van de vervolging van nestorianen met intense hardheid.” De vervolgingen en de slechte behandeling van de christenen gingen weer door zoals dat daarvoor, in de ”gouden eeuw” van de islam, ook al gebeurde. Om dus te zeggen dat de teloorgang van de kerk met de Mongolen begon, is echt onjuist.
De auteur woont en werkt sinds 1988 in Egypte.