Hertzberger en Büch: bezeten van boeken
Titel: ”Boeken, veel boeken en mensen”
Auteur: Menno Hertzberger, N. Kool (red.)
Uitgeverij: Vantilt, Nijmegen, 2008
ISBN 978 90 6004 012 2
Pagina’s: 63
Prijs: € 13,50;
Titel: ”De bibliotheek van Boudewijn Büch”
Auteur: Frans Mouws
Uitgeverij: Aspekt, Soesterberg, 2008
ISBN 90 5911 655 0
Pagina’s: 147
Prijs: € 17,95.In het antiquariaat is Menno Hertzberger (1897 1982) nog steeds een begrip en in de wereld van boekverzamelaars zal de naam van Boudewijn Büch (1948 2002) nog vaak genoemd worden. Twee bijzondere persoonlijkheden, maar ook twee uitersten.
Menno Hertzberger kwam ‘toevallig’ in het antiquariaat terecht. Hij wilde bibliothecaris worden en in Leipzig was daarvoor een opleiding. Maar helaas voor de jonge Menno was net de Eerste Wereldoorlog uitgebroken en bleek de opleiding gesloten. Op advies van een uitgever zou Menno de opleiding voor de boekhandel in Amsterdam gaan volgen. Ook die opleiding was door de mobilisatie echter gesloten. Maar de secretaris van die opleiding, dr. A. G. C. de Vries, firmant van een beroemd antiquariaat en veilingbedrijf, kon wel een volontair gebruiken. Dat betekende: hij kreeg een gedegen vakopleiding, maar geen salaris.
Bij De Vries leerde Hertzberger het vak van antiquaar en hij voelde zich weldra als een vis in het water. Na enkele jaren, in 1920, „begon hij voor zichzelf.” Hij bouwde een antiquariaat en veilinghuis op dat uitgroeide tot een de beroemdste ter wereld. De catalogi die hij uitgaf zijn nog altijd standaardwerken. Vooral zijn ”Spinozacatalogus” is onovertroffen.
Memoires
Eind 1981 publiceerde Hertzberger zijn memoires, in een oplage van slechts zestig exemplaren. We mogen Nico Kool, verbonden aan de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam, dankbaar zijn dat hij het manuscript aan de vergetelheid ontrukt heeft door het uit te geven en van korte aanvullingen te voorzien. ”Boeken, veel boeken en mensen” geeft een goed inzicht in de wereld van antiquaren, bibliothecarissen en verzamelaars tussen 1920 en 1970. Naast vermeldingen van interessante ontmoetingen die Hertzberger had, geeft hij ook adviezen aan collega’s. „Voor het maken van een catalogus moet je de beschikking hebben over goede bibliografieën en naslagwerken én een goed geheugen.” En als je het gezochte niet vindt? Geen nood: „Als je niet vindt wat je zoekt, vind je altijd wel iets waar je van leert.”
In ongezouten taal schrijft Hertzberger over de krenterigheid van de Nederlandse overheid ten aanzien van musea en bibliotheken. Hij wijst op het Amerikaanse systeem, waarbij de waarde van een grote schenking van kunst of boeken aan een museum of bibliotheek fiscaal volledig aftrekbaar is. Hertzberger noemt het voorbeeld van Josiah Kirby Lilly, die aan een bibliotheek in Indiana 20.000 boeken schonk, 17.000 handschriften (!) en 50 schilderijen.
Op de markt
Met de bibliotheek van Boudewijn Büch is dat wel anders gegaan. Er bestond geen testament of codicil. Contact met zijn familie had Büch niet meer. Er ontstond een weinig verheffende strijd om de erfenis. Uiteindelijk is de bibliotheek geveild. Er waren maar liefst vier catalogi nodig om alles te beschrijven. Eén bepaling had Büch wel gemaakt, namelijk dat na zijn dood de boeken weer op de markt moesten komen. Büch had gezegd: „Ik heb er altijd van genoten als ik een boek kon toevoegen aan mijn collectie, dat gun ik anderen ook.”
Büch was een verwoed verzamelaar, die eindigde als bibliomaan. Een van de geïnterviewden noemt hem een boekenjunk. Op de lange duur ging het Büch niet meer om de inhoud van de boeken, maar om de jacht op het boek dat hij nog niet had. „Daar kon Büch van wakker liggen. Alles wat hij nog niet had, moest gevonden worden. Hij moest door”, schrijft Frans Mouws in ”De bibliotheek van Boudewijn Büch”.
Büch verzamelde boeken over landen en volken, natuurwetenschappelijke boeken en vooral werk van Goethe. Hij reisde er de hele wereld voor af en verslond catalogi. Als hij weer maanden in het buitenland was geweest, belde hij zijn vaste leveranciers op om te horen wat ze de afgelopen maanden voor hem hadden gereserveerd.
Op zijn verzamelgebieden kocht Büch alles. En daar ligt meteen het probleem. Hij was zo bezeten van boeken, dat hij niet meer kritisch was. Dat bleek uit veel beschrijvingen in de veilingcatalogi.
Halve dag
Büch was trots op zijn bibliotheek en hij hield die niet voor zichzelf. Hij ontving andere verzamelaars, die hij kamer voor kamer rondleidde; bij iedere kast hield hij een verhaal. Zo’n rondleiding duurde meestal een halve dag. Büch kon spannend vertellen over hoe, wanneer en waar hij een boek had gekocht.
Daar kwam ook een groot stuk ijdelheid in mee. Hij was zo met zijn boeken en met zichzelf ingenomen dat hij aan een vriend vertelde dat hij benoemd was tot buitengewoon hoogleraar. Boudewijn Büch was een bijzondere man, maar ook een bijzonder trieste figuur.
Twee interessante boeken over twee bevlogen boekenliefhebbers. Wie geen keus kan maken, adviseer ik het boek over Menno Hertzberger als eerste te nemen.