Duizenden kerken verdwenen uit Irak
In sommige landen in het Midden-Oosten is het christendom nagenoeg verdwenen. Was enkele decennia geleden nog 5 à 6 procent van de Iraakse bevolking christen, nu is dat aantal geslonken tot minder dan 1 procent. Toch vormde het land duizend jaar lang het hart van het christendom.
Wat er vandaag in Irak is te zien, is niet slechts de ondergang van een kerk. Het betekent, in de woorden van de Amerikaanse historicus Philip Jenkins, „het einde van een van de meest ontzagwekkende fases van de geschiedenis van het christendom.”Ketters
Maar weinig mensen beseffen dat er in landen als Irak, Iran, Syrië en Turkije ooit duizenden kerken hebben gestaan, schrijft Jenkins in zijn onlangs verschenen boek ”The Lost History of Christianity”.
De christelijke kerk in het Midden-Oosten is geen westers exportproduct, zoals veel moslims denken.
Volgens Jenkins lag het centrum van het christendom de eerste duizend jaar van de geschiedenis niet in Rome, maar in Afrika, Azië en het Midden-Oosten. De belangrijkste kerken waren de ‘ketterse’ kerken van het Oosten: de nestorianen en jacobieten, en later de Chaldeeuwse Kerk, de Assyrische Kerk en de Syrisch-Orthodoxe Kerk.
Rond het jaar 850 lag de toekomst van het christendom in Azië en het Midden-Oosten. West-Europa was een politiek verdeeld gebied, geplunderd door barbaarse volken. Mesopotamië vormde al eeuwen het centrum van kerk en wetenschap, aldus Jenkins. Rond de steden lagen honderden kloosters, die tussen de zevende en de negende eeuw in heel Azië –van Afghanistan tot China– kerken stichtten.
Islam
Veel westerse christenen denken dat de oosterse kerken na de opkomst van de islam in de zevende en achtste eeuw snel verdwenen. In werkelijkheid verliep de neergang veel langzamer, meent Jenkins. Tot in de dertiende eeuw kenden kerken en kloosters in Irak een grote bloei.
Onder de opeenvolgende islamitische regimes konden christenen „uitstekend” overleven, aldus de Amerikaanse historicus. „De islam heeft zelfs veel van de oude christelijke kerken overgenomen.”
Jenkins doelt op verschillende elementen in de architectuur van moskeeën en bepaalde liturgische handelingen en gebruiken. „Een gewoonte als de vastentijd werd de ramadan. Ik denk dat als een oosters christen uit de zesde of zevende eeuw vandaag zou leven, hij zich waarschijnlijk meer zou thuis voelen in een moskee dan in een typisch westerse kerkdienst.”
De neergang van het christendom in Centraal-Azië en het Midden-Oosten begon pas bij de Mongoolse invasies vanaf het jaar 1220. Christelijke gemeenschappen verdwenen, kerken werden massaal geslo-ten of afgebroken – ook in oude centra als Erbil, Mosul en Bagdad. Geestelijken kre-gen te maken met marteling en gevangenschap.
De laatste fase in de ondergang van de christelijke kerk in het Midden-Oosten brak aan toen het islamitische Ottomaanse Rijk tijdens de Eerste Wereldoorlog de christenen op zijn grondgebied begon „af te slachten”. Doelwit waren onder andere de Assyriërs – „het laatste overblijfsel van de nestoriaanse kerk, die eens het geloof van Yeshua tot aan de Stille Oceaan bracht.”
Theologie
In zijn boek vraagt Jenkins aandacht voor de zogeheten „theologie van de ondergang.” Hoe verklaren christenen de ondergang van hun godsdienst in een bepaalde tijd of plaats? „Behoort dat werkelijk tot het plan van God? Misschien is onze tijdschaal wel te beperkt en zullen we ons op een dag realiseren waarom dit moest gebeuren. Toch stellen maar weinig mensen deze vraag.”