Het einde
„Want God zal ieder werk in het gericht brengen, met al wat verborgen is, hetzij goed, hetzij kwaad.”Prediker 12:14
Deze tekst is de laatste dwangreden van de Prediker. Hij geeft hem omdat God „een dag gesteld heeft, op welke Hij de aardbodem rechtvaardiglijk zal oordelen door een Man Dien Hij daartoe heeft geordineerd”, omdat Hij het oordeel aan de Zoon heeft overgegeven. Daarom zal Hij ieders werken in het gericht brengen, alles wat een mens ooit heeft gedacht, gesproken en gedaan.Alles wat verborgen is gebleven voor de wereld zal God aan het licht brengen, hetzij goed, hetzij kwaad. Het goede zal Gods Zoon oordelen als vruchten van het geloof, wanneer Hij zal zeggen: „Ik ben hongerig geweest en gij hebt Mij te eten gegeven.” Het kwade zal Hij de zondaar onder ogen brengen en hem vergelden naar zijn werken. Tot de vromen zal Hij zeggen: Komt, gij gezegende mijns Vaders, beërf dat koninkrijk. Tot de godlozen zal Hij echter zeggen: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur…
Daarentegen zegt een kind van God: Ben ik uitverkoren, zo zal ik mijn geloof en verkiezing vastmaken. Daarop doelen al onze predikaties: Vrees God en houd Zijn geboden.
Coenraad Mel, predikant te Herszfeld, (”De ijdelheid der wereld”, 1753)