Ware vrees
„Vrees God en houd Zijn geboden, dit betaamt alle mensen.”Prediker 12:13
Onder deze vreze wordt niet een knechtelijke vreze verstaan. Het is geen vrees gelijk de goddelozen hebben, die een ogenblik verschrikken voor de hel. Onder deze vreze in de tekst wordt verstaan een kinderlijke vreze. Het is de vrees van een herboren kind van God, die steeds zijn hemelse Vader naar de ogen ziet. Hij ontziet zich iets te denken, te spreken of te doen waarmee hij zijn liefderijke Vader mocht vertoornen.Dus, God te vrezen is een drie-enig God erkennen, zoals Hij zich in Zijn Woord geopenbaard heeft. Het is niet zijn vertrouwen stellen op ijdele dingen, maar op de algenoegzame God. Zo’n vrees is het beginsel der wijsheid. Daarom vermaant Salomo in het Spreukenboek: „Mijn zoon, vrees de Heere…” Zo vreesde Abraham de Heere, omdat hij voor Gods aangezicht wandelde en oprecht was.
De tweede plicht waartoe Prediker vermaant, is: Houd Zijn geboden. Hier worden niet alleen verstaan de Tien Geboden van de wet, maar alles wat Hij in Zijn Woord heeft voorgeschreven door mannen die gedreven werden door de Heilige Geest. Men zal die geboden houden, met de mond en met het hart.
Coenraad Mel,predikant te Herzfeld
(”De ijdelheid der wereld”, 1753)