Afrikaans licht op de Bijbel
Een vertaler kan pas goed vertalen als hij de nuances van bijbelse begrippen kent én die van de inheemse taal. Dat is de ervaring van vertaalconsulent dr. Gerrit van Steenbergen, die hij opdeed bij de Afrikaanse Pokotstam in Kenia. Hij promoveerde vorige week aan de Universiteit van Stellenbosch, in Zuid-Afrika, op het begrip zonde in het bijbelboek Jesaja.
Van Steenbergen is door de Gereformeerde Zendingsbond (GZB) als vertaalconsulent beschikbaar gesteld aan het wereldbijbelgenootschap United Bible Societies (UBS). Vorig jaar kwam hij in verband met zijn gezinssituatie terug naar Nederland, na bijna twintig jaar in de zending gewerkt te hebben. Hij begeleidt nu een negental bijbelprojecten in zuidelijk Afrika.
Gerrit van Steenbergen werd met zijn vrouw in 1982 door de GZB uitgezonden als taalkundige naar Kenia, waar hij ging werken onder de Pokotstam. Zijn voorganger J. Visser schreef over deze stam een proefschrift. Van Steenbergen kreeg steeds meer belangstelling voor het bijbelvertaalwerk. Hij volgde in verband hiermee een studie aan Fuller Theological Seminary in de Verenigde Staten en studeerde een jaar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, waar prof. J. de Waard namens het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) colleges gaf over bijbelvertalen.
Ideeën werden vooral opgedaan in het werkveld. In het dagelijkse leven van de Pokotstam stuitte Van Steenbergen op de vele woorden over zonde en kwaad. Hij verdiepte zich vervolgens in het Hebreeuws en onderzocht het boek Jesaja. In dat bijbelboek worden zes verschillende woorden voor zonde en kwaad gebruikt. Op basis van zorgvuldige analyse van de tekst rubriceerde Van Steenbergen ze in twee groepen van drie. De ene groep beschreef de verhouding tot God en de andere groep de verhouding tot de naaste.
„De Hebreeuwse woorden laten soms een specifieke of algemene omschrijving van kwaad zien. Juist de betekenisnuances zijn van belang om ook recht te doen aan de nuances in de inheemse talen. Je moet deze nuances in beide talen goed kennen. Hoe beter je die kent, des te beter kun je ook de woorden kiezen in de ontvangende taal.”
Het onderzoek van Van Steenbergen is van grote betekenis voor het werk van de UBS. Hoe kan de Hebreeuwse taal- en betekeniswereld overgezet worden naar die van de Afrikanen? Van Steenbergen betrok het element van het wereldbeeld bij zijn onderzoek en bracht dat in relatie met de betekenis van woorden en begrippen. „Het is van groot belang dat de bijbelvertaler weet heeft van het wereldbeeld van de stam of het volk voor wie hij vertaalt. Een bijbelvertaler vertaalt nooit in een vacuüm, maar drukt de woorden van de Bijbel uit in de denk- en referentiewereld van de ontvangende taal.”
De vertaalconsulent illustreert dit aan de hand van het godsbegrip. „In de Pokotstam duidt het woord voor God een hogere werkelijkheid uit. God staat voor de Pokot op grote afstand van de mens. Niemand twijfelt aan Zijn bestaan. Hij is de Schepper van alle dingen. Maar je gaat dan in een Pokot-vertaling niet een woord als Elohim of Jahweh gebruiken voor God. Dan zouden ze een vreemde God hebben in de Bijbel.”
Vervolgens heeft dit ook consequenties voor de manier waarop je het kwaad of de zonde benoemt. „Het denken van de Pokotstam speekt zich af binnen de gemeenschap, waar alles met elkaar samen hangt. Zonde en kwaad is een verstoring van het vredige evenwicht. Het kwaad is een object, een bijna onafhankelijke macht die je kan treffen. Iemand die ziek wordt, vraagt naar de oorzaak. Je moet daarom weten welk kwaad over je gekomen is. Is dat door jezelf gebeurd of heeft een ander slechte woorden over je uitgeroepen?”
Het kwaad wordt ook nauw met God verbonden. „Als je relatie met Hem niet goed is, dan merk je dat volgens de Pokot in ziektes, honger of droogte, of in het feit dat je koeien, een belangrijk bezit voor de Afrikaan, plotseling doodgaan.”
Hier blijkt opnieuw het belang van het wereldbeeld. „Het zijn de religieuze specialisten, de profeten of priesters die bepaalde zonden kunnen onderkennen en hun rituelen daarop afstemmen. Ze slachten bijvoorbeeld een geit en kijken naar de ingewanden, of ze gooien sandalen in de lucht om te zien hoe die terechtkomen. Daaruit kunnen ze conclusies trekken over aard en afkomst van het kwaad. Op deze manier luistert het nauw welke vertaling je voor het woord zonde moet gebruiken.”
Van Steenbergen is in 1990 fulltime door de GZB beschikbaar gesteld aan UBS. Hij begeleidt momenteel bijbelprojecten in onder meer Malawi, Kenia, Botswana en Namibië. Via e-mail kan hij veel projecten op afstand begeleiden. Die vallen niet allemaal onder de verantwoordelijkheid van de UBS, maar ook SIL (Wycliffe) en andere plaatselijke organisaties zijn erbij betrokken.
Het werk van Van Steenbergen bestaat vooral in het opleiden van inheemse vertalers. Hij probeert in overleg met de plaatselijke kerken goed opgeleide mensen tot zijn beschikking te krijgen voor het bijbelvertaalwerk. Van Steenbergen voert met name exegetische controles uit. Teksten worden vanuit de inheemse taal terugvertaald in het Engels. „Het ideaal is dat de vertalers ook Hebreeuws en Grieks kennen, maar op dit punt moesten we de lat wat lager leggen. Er is wel altijd één vertaler die deze talen kent. Van wezenlijk belang is dat vertalers goed gekwalificeerde mensen zijn die de taal als hun moedertaal kennen. Zo alleen kan een bijbelvertaling de levende cultuur op een verstaanbare en natuurlijke wijze uitdrukken.”
Zorgen heeft Van Steenbergen over de leefbaarheid in Afrika. „De ziekte aids lijkt niet te stuiten. Het gaat maar door, denk je wel eens. Het probleem is dat Afrikanen de ziekte als een taboe beschouwen. Ik ontmoette pas een vrouw bij wie de verschijnselen van aids overduidelijk aanwezig waren. Maar ze vestigde toch nog haar hoop op allerlei geneesmiddeltjes. De aids-epidemie treft steeds meer het productieve deel van de samenleving. Ook het bijbelvertaalwerk lijdt eronder. Recent stierven aan deze ziekte twee vertalers met wie ik nauw heb samengewerkt.”