Volgens de Amsterdamse rabbijn mr. drs. R. Evers zouden in de praktijk enkele duizenden orthodoxe Joden in het gedrang komen met de invoer van een dergelijke identificatieplicht. „We hopen dat de minister daar gevoelig voor is. We hebben een brief geschreven en ik heb daar best goede verwachtingen van.”

De belangrijkste reden voor het verweer van het NIK is het verbod in de thora om op de sabbat te werken. „In de talmoed is dat verbod verder uitgewerkt”, verklaart Evers. „Op de sabbat mag je niet iets met je meedragen dat geen kleding of sieraad is.” In het verleden, onder meer in de Tweede Wereldoorlog, ontkwamen Joden aan dit gebod door het verplichte identificatiebewijs in de kleding te naaien, zodat het daar een onderdeel van werd. „Maar dat is alleen een optie bij dreigend levensgevaar”, aldus rabbijn Evers. „De voorgestelde maatregel van minister Donner is niet van een dergelijke aard: er staat alleen een boete op. Het rabbinaat zal dus ook niet toestaan om identificatiebewijzen in de kleding te naaien.”

De rabbijn wijst erop dat er in het verleden soms nog een tweede uitkomst bestond in de vorm van ’vrijplaatsen’. „Door omheiningen waren sommige delen van steden als Amsterdam gevrijwaard van dit gebod. Maar door nieuwe planologische ontwikkelingen kan dat niet meer.”

Behalve het verbod in de thora op het meedragen van goederen, speelt voor het NIK ook mee dat een identificatieplicht voor de Joodse bevolking -juist vanwege de Tweede Wereldoorlog- heel gevoelig ligt, zegt Evers. In de brief aan minister Donner vraagt het kerkgenootschap daar dan ook aandacht voor.

Donner heeft eerder deze maand verschillende organisaties om advies gevraagd over zijn ontwerpwetsvoorstel. Het NIK wil nu ook de bezwaren onder de aandacht brengen die onder de Joodse bevolkingsgroep leven. Het kerkgenootschap vertegenwoordigt als overkoepelende organisatie van Joodse gemeenten in Nederland ongeveer 6000 personen.