Onrust
„Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen.” Psalm 90:12
De kortheid is maar een korte periode in de engere zin van de dag, maar twaalf uren, zoals Christus dat zei: „Zijn er niet twaalf uren in de dag…” (Johannes 11:9). Zo is ook ons leven zeer kort. Want „een mens van een vrouw geboren, is kort van dagen…” David vergeleek die tijd bij een afgaande schaduw. Koning Hizkia sprak over een herdershut van hooi en stro, licht ontvlambaar. Zo zijn er vele gelijkenissen die de broosheid van de mens aanwijzen.Deze benamingen van dagen wijzen de ellendigheid aan van ons leven. De dag is van God verordineerd om te arbeiden, ja, om te woelen en te wroeten, te sloven en te slaven. En wat is het leven van de mens anders dan een gedurige arbeid vol moeilijkheden?
Ons eerste geluid is geschrei en ons laatste een zucht. Gelijk de aanvang van de mens, is ook zijn voortgang en zijn uitgang. Zijn gehele leven hier op aarde is niets anders dan een gedurig lijden. Hij wordt in smart geboren, hij leeft in arbeid en hij sterft in droefheid. Er is wel een weinig zoet water in het midden van de stroom des levens, maar het loopt zo snel voorbij dat het haast verloren gaat.
Franciscus Elgersma,predikant te Grouw (”Een bundelken van Heilige meditatiën”, 1696)