Kerk & religie

Welkom in de kerk

Hoewel deskundigen hun vingers blauw schrijven over het fenomeen kerkverlating, is er over toetreding van buitenkerkelijken minder bekend. Slechts één onderzoeksrapport zag ’recent’, in 2004, het licht. Misschien wel omdat die enkele binnenkomer zo schril afsteekt tegen de sombere, lange rijen uittreders. Kunnen reformatorische kerken nog andersdenkenden voor zich winnen?

26 February 2009 08:50Gewijzigd op 14 November 2020 07:23
Niet zozeer wat een gemeente doet, maar haar cultuur bepaalt of zij aantrekkelijk is voor niet christenen. Buitenkerkelijken voelen zich aangetrokken tot gastvrije gemeentes, warme relaties, openheid, nabijheid van de predikant en een ontspannen sfeer. Dr
Niet zozeer wat een gemeente doet, maar haar cultuur bepaalt of zij aantrekkelijk is voor niet christenen. Buitenkerkelijken voelen zich aangetrokken tot gastvrije gemeentes, warme relaties, openheid, nabijheid van de predikant en een ontspannen sfeer. Dr

Landelijk onderzoek werd er niet meer gedaan, nadat onderzoeksbureau Kaski in 2004 een wat magere uitkomst presenteerde van een inventarisatie in verschillende kerken. De analyse van dr. Stefan Paas, universitair docent in Kampen, is daarom „nattevingerwerk”, zegt hij zelf. Hij gaat af op geluiden die hij hier en daar opvangt. Maar de lector gemeenteopbouw in Ede en universitair docent in Kampen legt zijn oor op veel plaatsen te luisteren. Zeven jaar lang was Paas evangelisatieconsulent van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Ook is hij medeauteur van het boek ”Als een kerk opnieuw begint”, dat in december verscheen.Bij bestudering van verschillende jaarboekjes concludeerde Paas in 2003 dat er zich onder duizend kerkgangers in orthodox-protestantse gemeenten gemiddeld één toetreder bevindt. Een toetreder definieert hij als iemand die niet gedoopt is en geen christelijke opvoeding heeft genoten. „Ik heb de indruk”, zegt hij nu, „dat dit aantal iets toeneemt. Ik baseer me hiervoor op een toename van nieuwe gemeenten in de afgelopen jaren, ook in reformatorische kerken. Denk aan de ICF-gemeente in Rotterdam en de zendingsgemeente Hoop voor Noord in Amsterdam. Hier worden regelmatig mensen gedoopt. Deze gemeenten waren er tien jaar geleden nog niet.”

„Het lijkt erop”, zegt Paas, „dat nieuwe gemeenten meer buitenkerkelijken weten te verleiden om toe te treden dan oude gemeenten. Maar dat is geen wet van Meden en Perzen.” Evenmin hoeft zo’n gemeente een stadsgemeente te zijn. Ook in Barneveld, in de biblebelt, weet een evangelische gemeente mensen aan zich te binden.

Niet zozeer wat een gemeente doet, maar haar cultuur bepaalt of zij aantrekkelijk is voor niet-christenen, stelt Paas. Buitenkerkelijken voelen zich aangetrokken tot gastvrije gemeentes, warme relaties, openheid, nabijheid van de predikant en een ontspannen sfeer. „Ook -of eigenlijk: daarom ook- door een heldere verkondiging en duidelijkheid over wat het christelijk geloof inhoudt. Verzwegen conflicten en wantrouwen door bijvoorbeeld liggingsverschillen belemmeren de doorwerking van het Evangelie.”

Een dergelijke cultuur is niet met wat trucs te realiseren. Een startende gemeente heeft het op dit punt dan ook gemakkelijker dan een bestaande gemeente waarin een cultuuromslag nodig is. „Maar”, zegt Paas, „daar kan het ook.” Het kan als er een breed gedeeld verlangen bestaat dat mensen tot geloof komen en gemeenteleden bereid zijn daarvoor iets te doen en te laten.

„Ik heb de indruk, al zeg ik het voorzichtig, dat er hiervoor de laatste jaren in de kerk meer openheid komt. Die zou best een voorbode kunnen zijn van meer toetredingen. Maar ik ben al heel blij met wat ik nu zie.”

Boude stelling

Theo Visser, kerkplanter en directeur van Netwerk International Church Plants (ICP), is bang dat het aantal toetreders in de reformatorische kerken „bedroevend laag” is. „Zeker als je bedenkt dat velen van hen bij de kerk komen door hun huwelijk met een gemeentelid.” Andere toetreders verdwijnen bovendien weer uit het zicht - bijvoorbeeld omdat zij zich aansluiten bij een andere gemeente. Visser stelt dan ook dat reformatorische kerken er niet in slagen mensen in groten getale voor Christus te winnen. „Een boude stelling, en toch durf ik haar aan.”

Visser is nog maar enkele weken terug van een maandenlang verblijf in India. „Christenen in Azië zijn erop gebrand om anderen voor Christus te winnen”, zegt hij. „Zij vormen de sterke ’advertenties’. In vergelijking daarmee is evangelisatie is Nederland nauwelijks een issue. Veel christenen zijn de grootste antireclame in eigen persoon. De weerstand die zij ervaren, schuiven ze vaak onterecht op de noemer ”vijandschap tegen het Evangelie”.

Er bestaat een kloof tussen de boodschap van God en de mensen van vandaag, de kloof waarover de Bijbel spreekt. De kerkelijke cultuur zorgt echter vaak voor een tweede kloof, die we aan alle kanten kunnen dichten. Ons denken, ons leven en onze tijdsbesteding zijn compleet anders dan die van de moderne mens. Zendingswerkers verdiepen zich voor hun verblijf in Afrika twee jaar lang in de cultuur van het zendingsveld, terwijl de kloof tussen kerkelijke en onkerkelijke Nederlanders minstens zo groot is. Hoeveel mag het ons kosten om die kloof waar mogelijk te dichten, om mensen bij de levende Christus te brengen?”

Wat hij niet per se bedoelt, geeft Visser aan, is het stimuleren van het verspreiden van een folder of het aanspreken van voorbijgangers op de markt. Wel bepleit hij het evangeliseren via relaties, door een wervend christendom, een wervend leven.

Nieuw geplante kerken laten een ander beeld zien dan de gevestigde kerken. „Een opvallend beeld.” Tientallen mensen sloten zich in de achterliggende paar jaar aan bij Hoop voor Noord in Amsterdam, maar ook bij ICF en Open Huis, een missionaire gemeente van de christelijke gereformeerde kerk in Haarlem. „Ik zeg niet dat die aansluiting gemakkelijk verliep”, zegt Visser, „maar kerken moeten zich de vraag stellen of buitenkerkelijken afhaken omdat ze problemen hebben met Jezus of omdat ze moeite hebben met de kerk.”

Het lijkt erop dat nieuwe gemeenten het leeuwendeel van het aantal toetreders voor hun rekening nemen. „Veelzeggend”, vindt Visser, die daarnaast, evenals Paas, concludeert dat over de hele breedte de aandacht voor evangelisatie toeneemt. „De evangelisatieconsulenten in de CGK krijgen veel meer aanvragen uit de kerken dan tien jaar geleden.”

Brug te ver

In Alkmaar tekende er dit jaar iets meer dan een handvol mensen in voor de Bijbelcursus, zegt G. Baan van de Alkmaarse evangelisatiepost van de Gereformeerde Gemeenten. Onder wie twee buitenkerkelijken. De evangelist rekent zich nog niet rijk. Cursisten kunnen gaandeweg het jaar afhaken. Dat heeft mede te maken met de tijdgeest, denkt hij. „Er zijn belangstellenden. We ontmoeten hen in de inloop of tijdens een maaltijd. Sommigen volgen een Bijbelcursus, hoewel dat aantal minder wordt. Maar mensen binden zich niet graag.” Lid worden van een gemeente lijkt dus een brug te ver. Dat komt ook, vermoedt Baan, doordat tot dusver vooral de doorstart en de organisatie van de post aandacht vroegen. „Nu willen we ons gaan bezighouden met hoe we meer mensen en nieuwe doelgroepen kunnen bereiken.”

De evangelisatiepost in Amsterdam is ouder dan en een voorbeeld voor Alkmaar. Dit pilotproject groeide uit tot een gemeenschap van zestig, zeventig mensen. „Daar is wel wat gebeurd”, zegt Baan. „Een gemeente die helemaal vergrijsd was, begon opnieuw. Ook wij gaan ons nu buigen over het traject van de straat naar de kerk en zijn bezig met het ontwerpen van materialen.”

In het ruim tienjarig bestaan van de post in de hoofdstad werden drie buitenkerkelijken lid van de Gereformeerde Gemeenten. Twee van hen waren niet als kind gedoopt. Van de acht personen die op dit moment catechisatie volgen, is er één ongedoopt. Baan: „Toetreders die niet de kinderdoop ontvingen, zijn er marginaal. Als zo iemand zich aansluit bij een gemeente, is dat meestal door een huwelijk.”


„Dan ben je bang dat iemand je bij de kraag grijpt”

Van de elf belijdeniscatechisanten die dit voorjaar in de hervormde wijkgemeente Grote Kerk in Vlaardingen belijdenis van hun geloof afleggen, hebben er vijf een buitenkerkelijke achtergrond. „Ik was niet per se negatief, wel onwetend”, zegt een van hen, Priscilla Boes (24). Evenals haar vriend ontvangt zij na hun belijdenis, de doop.

„Ik ben niet met de kerk opgegroeid. Als kind wist ik wie Jezus was en waarom we Kerst vieren. Daar hield het mee op. Ik vond dat prima. Tijdens mijn studententijd -ik studeerde toerisme- leerde ik christelijke meisjes kennen. Ze waren heel vriendelijk. Fascinerend. Ik trok naar hen toe en raakte bevriend met hen. We spraken eigenlijk nooit over het geloof.

Omdat ik graag wilde reizen, ging ik in Italië als hostess op een camping werken. Lang leve de lol, was het. Lekker stappen. Ik leerde een jongen kennen en kreeg een relatie met hem. Maar toen kwam de winter eraan. Ik zat vaak alleen in mijn caravan, voor de tv. Mijn ex-vriend dronk veel. De zomer is op een camping een drukke periode, er zijn veel mensen op je heen. In de winter valt dat weg. Daar zit je dan, alleen.

Ik vroeg mijn vader of hij een Bijbel wilde opsturen. Impulsief. Ik had er niet lang over nagedacht. De keren dat ik mijn Bijbel opensloeg, was dat niet gericht. Omdat je niet weet waar je moet beginnen. Toch kreeg ik antwoorden op vragen, ontdekte ik tot mijn verbazing. Maar in de zomer die volgde, raakte dat weer op de achtergrond. Het was druk, ik deed leuke dingen en dacht: Zo, Priscilla is zichzelf weer.

Na het zomerseizoen vertrok ik voor een maand naar huis, waar mijn vader intussen op zoek was gegaan naar een kerk. Op internet surfte hij langs een aantal gemeenten in Vlaardingen en kwam zo terecht op de website van de Grote Kerk. De informatie over deze gemeente sprak hem aan. De predikant van de gemeente, ds. N. M. Tramper, reageerde heel persoonlijk op de e-mail van mijn vader, waardoor er contact ontstond. Op een avond kwam hij bij ons thuis. Omdat mijn ex-vriend zich sceptisch uitte, ontstond er een discussie. Ik was juist nieuwsgierig en stond in tweestrijd.

Verliefdheid

Na een maand vertrok ik weer naar het buitenland. Wel met de Bijbel in mijn tas, gelukkig. Na een derde seizoen wist ik dat dit niet het leven was wat ik wilde. De mensen stonden niet dicht bij me. Mijn denkwijze veranderde, waardoor ik in conflict kwam met mezelf en anderen. Je gaat zien wat voor je gevoel goed en slecht is. Wat ik deed, was niet goed voor mezelf en in strijd met het geloof.

Ik kocht een huis in Nederland en trok daar met mijn ex-vriend in. Maar na twee weken ging het fout met onze relatie. We maakten ruzie omdat hij niet accepteerde dat ik op zondag naar de kerk wilde. Ook op woensdagavond, wanneer ik de Alpha-cursus volgde, was er ruzie. Ik begon juist van de Heere God te houden, voelde een soort verliefdheid. Het geloof werd belangrijk voor me, ik wilde ervoor gaan.

In de tijd daarna bezocht ik met een vriendin van de Alpha-cursus de ene na de andere bijeenkomst. Diensten in de Grote Kerk, opwekkingsweekenden, evangelische diensten. Dat deed ik uit angst om het geloof te verliezen. Ik kon niet bidden, wist niet hoe dat moet. Samen met anderen luisteren en praten, was het enige wat ik had.

Tijdens een Alphaweekend baden we om de Heilige Geest. Ik was heel emotioneel en barstte in tranen uit. Op dat moment werd mij duidelijk dat de weg die ik volgde, de weg van mijn leven is. Een leven zonder God kan ik me niet meer voorstellen. Hij is mijn nummer één.

Aan het einde van de cursus heb ik een getuigenis afgelegd tijdens een speciale kerkdienst in de Vredeskerk in Vlaardingen, een van de kerkgebouwen van de hervormde gemeente. Dat was fijn. Ik voelde me door alle reacties erg welkom in de gemeente. Terwijl niemand mij kende.

Aardappelen

Mijn beeld van de kerk bleef voor die tijd beperkt tot de gebouwen die we binnenliepen als we op vakantie waren. Ik bedacht nooit dat daar mensen bij elkaar komen. Ik was niet per se negatief. Wel onwetend.

Tijdens de eerste kerkdienst die ik in de Grote Kerk in Vlaardingen meemaakte, werd ik gelijk aangesproken door iemand van een jeugdclub. Of ik zin had om naar de club te komen. Nee, dat nog niet, joh, dacht ik. Maar ik vond het heel bijzonder dat ze mij niet kenden en toch uitnodigden. Er was voor hen geen drempel om naar mij toe te komen. Zo leek het tenminste. Wat mij ook opviel was dat er ontzettend veel jongeren in de kerk zaten. Dat had ik niet verwacht.

De eerste kerkdiensten waren spannend. Je weet niet wat er gaat gebeuren. De preken spraken me stuk voor stuk aan. Ze waren op mij van toepassing. Ik luisterde heel intens. Het zingen vond ik eng. Ik durfde niet, zat de psalmen en gezangen maar wat op te lezen. Ze liggen ook niet zo gemakkelijk in het gehoor als bijvoorbeeld opwekkingsliederen. Nu ik de melodieën begin te herkennen, vind ik de psalmen steeds mooier worden. Je moet erin groeien, denk ik. Een kind geef je ook niet gelijk aardappelen. Ik heb nu geen schroom meer, maar zing vol overgave voor God.

Voor een buitenkerkelijke is het moeilijk om de stap naar de kerk te zetten, ja. Vooral als niemand je steunt. In mijn geval was de stap gemakkelijker omdat ik met mijn vader mee kon gaan. Maar als je helemaal alleen voor de keuze staat, is de drempel hoog. Dan ben je bang dat iemand je gelijk bij de kraag grijpt en vraagt: „Wat doe je hier?” of juist: „Blijf je?””


Sommige kerkverbanden vermelden in hun jaarboek nauwgezet de herkomst van een nieuw lid. Een overzicht van het aantal belijdende leden zonder kerkelijke achtergrond dat in 2007 toetrad.

Christelijke Gereformeerde Kerken: 54

Gereformeerde Gemeenten: 1

Gereformeerde Kerken vrijgemaakt: 77

Nederlands Gereformeerde Kerken: 23

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer