Spreid ontwikkelingswerk beter over landen
Ontwikkelingsorganisaties moeten hun werk meer spreiden over verschillende landen, betoogt Dirk-Jan Koch.
Stel je voor, je bent directeur van een ontwikkelingsorganisatie. Op een gegeven moment sta je voor de keuze: ga je een programma starten in Tanzania of in de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR)? Via via ken je al betrouwbare mensen en partnerorganisaties in Tanzania. Van de CAR weet je vrijwel niets.Er is een aantal sterke argumenten voor Tanzania. Donateurs willen waar voor hun geld, en het is duidelijk dat je die daar kunt leveren. Bovendien wil je zichtbaar zijn voor de belangrijkste donor, de Nederlandse overheid, en die heeft een ambassade in Tanzania, maar niet in de CAR.
Aan de andere kant zijn er ook argumenten die voor de CAR pleiten. De mensen zijn daar armer dan in Tanzania. Bovendien zijn er bijna geen ontwikkelingsorganisaties actief. Een lastige keuze: wat moet je doen?
De meeste directeuren hebben hun keuze gemaakt: Tanzania. Ze kiezen veelal voor de geëffende paden. Dit leidt ertoe dat de verdeling van ontwikkelingsorganisaties over de wereld ongelijk is. Een land als Tanzania krijgt per hoofd van de bevolking twintigmaal meer hulp van ontwikkelingsorganisaties dan de CAR.
De redenen daarvoor zijn begrijpelijk, maar de uitkomsten onwenselijk. Een betere spreiding van ontwikkelingsorganisaties is wenselijk indien we de internationaal afgesproken ontwikkelingsdoelstellingen willen behalen. Daar ligt een eigen verantwoordelijk voor organisaties, maar ook zeker voor hun donoren en donateurs.
Ontwikkelingsorganisaties zijn natuurlijk in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de landenkeuzes die ze maken. Ze kunnen meer doen aan onderlinge afstemming. Er zijn al vorderingen op dat gebied: in toenemende mate brengen organisaties van dezelfde denominatie in Europees verband in kaart waar ze actief zijn.
Donors
De volgende stap, aanpassen naar een gelijkmatiger verdeling, gebeurt echter nog onvoldoende. Het blijkt lastig te zijn om vrijwilligers te vinden die in Tanzania hun biezen willen pakken om zich in het diepe te werpen in de CAR.
Donors, zoals ministeries voor Ontwikkelingssamenwerking en individuele donateurs, hebben meer invloed dan ze wellicht denken. Zij kunnen stimuleren dat organisaties zich meer richten op de moeilijke landen. Ze kunnen duidelijker maken dat ze het belangrijk vinden dat organisaties die risico’s, zij het gecalculeerd, nemen.
Donoren kunnen in subsidiestelsels een bonus geven op een goede werkverdeling. Donoren kunnen zelf het goede voorbeeld geven door ook hun eigen hulp beter te spreiden. Het gaat erom dat donoren en donateurs voorwaarden scheppen die het de organisaties makkelijker maken om buiten de geëffende paden te treden, opdat, mocht het bovengestelde dilemma zich voordoen, de directeur voor een land als de CAR zou kiezen.
De auteur promoveert donderdag in Nijmegen op een proefschrift over geografische keuzes van ontwikkelingsorganisaties.