Tekenen van Gods genade
Stadhouder-koning Willem III verjoeg in 1688 zijn rooms-katholieke schoonvader Jacobus II van de Engelse troon omdat hij oprecht bezorgd was over het lot van het protestantisme. Omstandigheden dwongen hem echter zijn visie op allerlei kerkelijke en politieke zaken te verruimen. Dat stelde dr. F. G. M. Broeyer van de theologische faculteit van de Universiteit Utrecht zaterdag op het congres ”William III: Politics and Culture in International Context”.
Op het congres, georganiseerd door het Onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur van de Universiteit Utrecht, belichtten wetenschappers uit onder meer Engeland en Nederland verschillende aspecten van Willem III’s regering: politiek, internationale zaken, kerkelijke zaken en kunst en cultuur.
Dr. Broeyer ging in op de houding die Willem III innam ten opzichte van de gereformeerde kerk in eigen land. Die was tamelijk onafhankelijk, stelde hij vast. „Het getuigt van moed dat Willem III zijn eigen gang ging tussen voetianen en coccejanen.”
Aan de rechtzinnigheid en vroomheid van Willem III hoeft niemand te twijfelen. Zijn calvinistische, sobere levensstijl vloeide voort uit een aangeboren neiging tot zelfbeheersing. Volgens dr. John Spurr van de Universiteit van Swansea was de „veronderstelde vroomheid” van Willem III onderwerp van diepgaande discussie bij Engelse protestanten. Hij baseerde zich op notities van Roger Morrice (1628-1705), een presbyteriaanse historicus, die de gebeurtenissen van zijn tijd in dagboekvorm bijhield. Volgens Morrice trok Willem III zich in de aanloop naar de invasie van Engeland vaak terug op zijn studeerkamer, waar hij veel tijd doorbracht met bidden. Soms sprak hij zo luid dat anderen hem konden horen, of was hij helemaal in tranen. In zijn omgeving zou hij nooit atheïsme, ongeloof en verachting van de godsdienst dulden, aldus Morrice.
Het was dan ook niet verwonderlijk dat iemand als Gilbert Burnet, ook een geschiedschrijver, na de komst van Willem III in Engeland uitkeek naar een „nadere Reformatie, met name in het leven en het gedrag van mensen.”
Ommekeer
Willem III ging in 1688 op weg naar Engeland met de leus ”Pro libertate et religione” (voor vrijheid en godsdienst). Die tekst was zeker niet alleen bedoeld om zo veel mogelijk steun voor de expeditie te verwerven, stelde dr. Broeyer vast. „Het was de ideologische samenvatting van zijn plannen. Vanwege de herroeping van het Edict van Nantes en het afschuwelijke lot dat de Franse hugenoten vervolgens trof, was Willem III overtuigd van de noodzaak van een ommekeer in de situatie in Groot-Brittannië. Want Jacobus II was een reëel gevaar in de ogen van de protestanten in Europa. Vrijheid en religie stonden immers nauw met elkaar in verband en in de Republiek werden de protestanten bedreigd door een mogelijke coalitie tussen Engeland en Frankrijk.”
Toch combineerde Willem III zijn idealen met een zeker pragmatisme. „Het verloop van de gebeurtenissen dwong hem om zijn kijk op godsdienstige en politieke zaken te verruimen”, stelt dr. Broeyer. „Hij voelde zich verplicht op te komen voor de religie, maar dan wel religie in de zin van algemeen protestants. Het woord ”religie” in de leus die het leger van Willem voerde, omvatte meer mensen dan uitsluitend gereformeerden. In de oproep van de Staten-Generaal om te bidden voor de christenheid in algemene zin, klinkt een oecumenische ondertoon door. Begrijpelijk, want de Engelse staatskerk verschilde nogal van de Nederlandse Gereformeerde Kerk.
De eed die Willem bij zijn kroning tot koning van Engeland aflegde, was ook helemaal nieuw. De belofte om „de protestantse gereformeerde religie” te beschermen, behelst een vergelijkbaar bredere invulling van het begrip religie”, aldus Broeyer. „Als koning van Engeland stond Willem een kerk voor ogen met grenzen die ruimer waren dan die van de Nederlandse Gereformeerde Kerk.” Om die reden waren ook Lutheranen en Mennonieten in de Republiek blij met Willems positie in relatie tot de Kerk van Engeland.
Koning David
Toch bleef Willem III, in zijn jeugd onderwezen door Cornelius Trigland, ook geliefd bij de orthodoxe gereformeerden in eigen land. Zij vergeleken hem met koning David. Bijzondere uitreddingen uit moeilijke situaties droegen aan die beeldvorming bij. In 1672 viel behalve Frankrijk ook Engeland de Nederlandse Republiek aan. Noch in dat jaar bij Texel noch een jaar later bij Den Haag lukte het de Engelse vloot een landing uit te voeren. De gedachte vatte toen post, dat een extreem lang durende eb, een wonder, hiervan de oorzaak was. Nadat de vijandelijke legers waren verslagen, beschouwden de gereformeerden Willem III als de door God geschonken redder.
Zelf voelde hij dat ook zo, zeker nadat hij in 1688 met gunstige wind gemakkelijk in het Engelse Torbay had kunnen landen. „Hierdoor kon hij zichzelf beschouwen als de leider van een goddelijke revolutie”, citeerde Broeyer Tonu Claydon. „Het is aannemelijk dat de opvatting van een goddelijke voorbeschikking een belangrijke rol speelde in de levenshouding van Willem. In de prediking in de Nederlandse Gereformeerde Kerk kwam dit thema ook steeds aan de orde.”
Broeyer omschreef de leer van de predestinatie als „het geloof dat God de wereld regeert en de weg van elke mens bepaalt.” Voor iemand als Willem, die al bij zijn geboorte voorbestemd was om een hoge positie te bekleden, moet deze leer aantrekkelijk zijn geweest, vermoedde Broeyer. „Zijn successen in het vreselijke jaar 1672 en opnieuw in 1688, moeten hem ervan hebben overtuigd dat hij geroepen was om als bondgenoot van God op te treden.”
Eenheid in de kerk
Bovendien was zowel in Engeland als in de Republiek de opvatting populair dat God ook landen uitverkiest waarmee Hij een specifieke bedoeling heeft. Parallellen met Israël werden vaak getrokken. „Willem zal zichzelf werkelijk hebben beschouwd als een instrument, waarmee God Zijn plannen met Engeland en Holland uitvoerde, en door die landen met de uitverkorenen”, concludeerde Broeyer. Daaruit vloeide volgens hem nog een andere karaktertrek van Willem voort. „Deze kijk op de zaken zorgde ervoor dat hij een afkeer had van ruzie tussen vooraanstaande personen in de kerk. In december 1694 kwam er, dank zij een resolutie die Willem had bepleit, een eind aan het gevaarlijke conflict tussen de aanhangers van de theologen Voetius en Coccejus in Holland.”
In Broeyers optiek heeft Willem III zijn leven gewijd aan oorlogen ter verdediging van de protestantse godsdienst. „Maar eenheid en wederzijdse liefde in de kerk waren in zijn ogen net zo goed tekenen van Gods genade als overwinningen op het slagveld.”