Als een mens die een vijand van God is, zijn hem alle dingen vervloekt. Wanneer hij echter in Gods vriendschap staat en met Hem is verzoend, zijn hem alle dingen gezegend en werken zij hem mee ten goede. Daaronder moet ook de dood worden gerekend. Hetzij Paulus, hetzij Apollos, hetzij Cephas, hetzij wereld, hetzij leven, hetzij dood, hetzij tegenwoordige dingen, hetzij toekomende dingen, zij zijn alle uwe, dat is tot Uw dienst. Zij werken mee om u tot heerlijkheid te brengen.Doch aan de andere zijde, om u te doen zien in welke ongelukkige staat u ligt als u zo nog niet leeft zoals u in Christus wilt sterven. Dan heeft u niet het minste deel aan al deze vertroostingen. Daarom wordt het u in de naam des Heeren verboden uzelf dit aan te matigen. Zie wel toe dat iemand van u die niet van plan is door het geloof op Christus te rusten en heilig te leven, het zich zou aanmatigen om deze vertroosting zich toe te eigenen. Dat verschrikkelijke woord roept u tot opmerken, wat we lezen in Jeremia 7: „Ziet, gij vertrouwt u op valse woorden, die geen nut doen. Zult gij stelen en doodslaan…? En dan komen en staan voor Mijn aangezicht in dit huis?”

James Durham, predikant te Glasgow
(”De zaligheid der doden”, 1735)