Uitkomst Hercules-onderzoek beschamend
De ramp met de Hercules heeft nooit de aandacht gekregen die ze verdiende. Het onderzoek liet van begin af aan te wensen over en in politiek Den Haag bleef de ramp een ondergeschoven kindje. Aan de stapel rapporten is er nu één toegevoegd, dat van de Raad voor de Transportveiligheid. Het geeft een nieuwe wending aan wat er al op tafel lag.
Als kort na de ramp met de Hercules op 15 juli 1996 het onderzoek naar oorzaak en toedracht begint, wordt duidelijk dat er heel veel mis is gegaan. De vraag zou zelfs opgeworpen kunnen worden wat er eigenlijk wel goed was gegaan.
Het toestel was afkomstig uit Italië en had een militair muziekkorps aan boord. Bij de nadering van de basis Eindhoven zag de bemanning vanuit de cockpit grote zwermen vogels bij de landingsbaan. Daarom werd besloten tot een doorstart. Die mislukte echter doordat de vogels massaal opvlogen. Grote aantallen kwamen in de motoren terecht. Vervolgens stortte het toestel neer.
Stukje bij beetje kwam aan het licht wat niet volgens de regels was verlopen. Dat de vogels er waren, had een onthutsende oorzaak: de vogelverschrikpatronen van de ’vogelman’ waren op.
De bemanning bleek ook geen veiligheidsinstructies gegeven te hebben aan de 37 passagiers in de laadruimte. Zodoende wisten die niet door welk luik ze eventueel konden ontsnappen. De hulpverleners die kort na de ramp bij het toestel arriveerden, waren niet op de hoogte van de aanwezigheid van de passagiers. Dat had de verkeersleiding niet aan de brandweercommandant doorgegeven.
De beslissing van de bemanning om een doorstart te maken, was volgens een onderzoeksrapport instinctief genomen. Een vernietigende conclusie: de bemanning van een vliegtuig behoort in geen enkele omstandigheid instinctief te handelen, maar altijd gecontroleerd.
Zo is er nog een hele reeks factoren aan te wijzen. Zelfs het informeren van de nabestaanden verliep gebrekkig. Sommigen hoorden pas tijdens de herdenking dat hun familielid niet meer in leven was.
Maar het pijnlijkst bleef het optreden van de brandweer. De brand zelf had ze redelijk snel onder controle. Maar waarom werd er 25 minuten gewacht met het binnendringen van het toestel? De spuitgasten hadden waarschijnlijk nog veel passagiers kunnen redden. Niettemin bleef de ramp zonder grote gevolgen. Geen minister die opstapte en geen kamerlid dat een parlementaire enquête eiste.
Wel werden in totaal 28 rapporten aan de ramp gewijd. Geen enkele onderzoeksinstantie kon duidelijk maken waarom de brandweer zo lang had gewacht. De ministeries van Binnenlandse Zaken, Defensie en Volksgezondheid, het openbaar ministerie, het Crisis Onderzoek Team (COT), de (kamer)commissie-Hillen, de nationale ombudsman, ze brachten allemaal hun eigen rapporten uit, maar die ene prangende vraag wisten ze niet afdoende te beantwoorden.
De Raad voor de Transportveiligheid weet het wel: over het redden van opgesloten passagiers in een brandend vliegtuig was (en is!) nooit goed nagedacht. Dat roept dan meteen de volgende vraag op: Waarom zagen al die andere onderzoekers dat over het hoofd? Alleen voor die vraag een parlementaire enquête instellen, is overdreven, maar dat een dergelijk omvattend onderzoek er nooit is gekomen, blijft beschamend.