Verdachte scholen
De Tweede Kamer zit met het islamitisch onderwijs in haar maag, zo bleek woensdag wel bij het debat over het rapport van de onderwijsinspectie. Deze snelgroeiende onderwijstak maakt gebruik van de grote ruimte die het Nederlandse onderwijsstelsel biedt. Weliswaar is het bij de onderwijspacificatie van 1917 nooit de bedoeling geweest ook islamitische scholen te financieren, maar in juridisch opzicht is dat geen doorslaggevend argument.De VVD bepleitte woensdag opnieuw een stop op de stichting van nieuwe islamitische scholen. Volgens minister Van der Hoeven was een dergelijk moratorium echter onwettig. Met de verkiezingen in aantocht wil de VVD profiteren van de anti-islamstemming in het land.
Dat het CDA om is inzake het toezicht op het godsdienstonderwijs, zou ook wel eens een electorale achtergrond kunnen hebben. Het CDA is beducht voor het verwijt dat het islamitische fundamentalisten in bescherming neemt.
Bemoeienis van de onderwijsinspectie met de inhoud van het godsdienstonderwijs raakt echter ook de positie van de christelijke scholen, en dan met name de scholen van orthodoxe signatuur. Hetgeen daar wordt uitgedragen botst in tal van opzichten met de gangbare opvattingen. Als dat niet zo was, konden de ouders hun kinderen net zo goed naar de openbare school sturen.
De vraag is welke ruimte men in Nederland anno 2002 wil bieden voor een school met de Bijbel. Ook wanneer die Bijbel haaks staat op de moderne opvattingen over de autonomie van de mens, over de verhouding tussen man en vrouw, over huwelijk en (homo)seksualiteit en nog veel meer.
Moet die bijbeluitleg dan aangepast en gemoderniseerd worden? Mogen bepaalde dingen op school niet meer hardop gezegd worden of mogen ze hooguit gepresenteerd worden als een van de vele standpunten die tegenwoordig gangbaar zijn?
In de gereformeerde gezindte is de keuze van ouders voor een school op de grondslag van Schrift en belijdenis vanouds gezien in het verlengde van de doopbelofte. Jonge mensen brengen een belangrijk deel van hun leven op school door. Daarom is het van belang dat zij een school bezoeken waarin zij onderwezen worden in „de waarachtige en volkomen leer der zaligheid.”
Dat is geen relativistisch verhaal. Daarin gaat het om het grote verschil tussen de brede en de smalle weg. Dat heeft consequenties voor de levenswandel. De Bijbel weet van de vreemdelingschap op aarde van hen die Gods geboden hebben lief gekregen.
Maar de Bijbel weet tevens van een onderwerping aan het gezag van de overheid, ook wanneer dat een onchristelijke overheid is. Wat dat betreft hoeft de geseculariseerde kamermeerderheid niet beducht te zijn voor de invloed van strenge christelijke scholen.
Dat maakt een kardinaal verschil uit met scholen die onder invloed staan van het islamitisch fundamentalisme. Daar kan men inderdaad bevreesd zijn dat pogingen in het werk gesteld worden om een nieuwe generatie moslimterroristen op te kweken. Of in ieder geval een generatie die daar veel begrip voor heeft en bereid is dat terrorisme financieel en moreel te steunen.