De echte fronten
„De SGP besefte niet altijd goed waar de echte fronten liggen”, zo merkte jeugdwerkadviseur Dirk Jan Nijsink onlangs op in een RD-interview ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de SGP-jongerenorganisatie. In dat verband noemde hij het feit dat de vooroorlogse partijleider, ds. G. H. Kersten, gefascineerd was door het roomse gevaar. Dat is terecht opgemerkt.
Maar evenzeer geldt dat we onze agenda niet zonder meer moeten laten bepalen door de agenda van de wereld: door de maatschappelijke en politieke actualiteit. Naar mijn indruk lieten de beide woordvoerders van de SGP-jongeren zich in het betreffende interview daar te sterk door leiden. Uiteraard is die actualiteit van belang, maar voor ons is dat niet het enige wat telt. Zo wordt abortus inmiddels als een heel normale ingreep beschouwd, gefinancierd uit de openbare middelen. Eigenlijk is dat dan ook geen strijdpunt meer. Abortus rekent men tegenwoordig tot de reproductieve rechten van de vrouw en valt onder de mensenrechten.De strijd tegen abortus kan daarom getypeerd worden als een achterhoedegevecht. Dat geldt niet alleen voor Nederland of West-Europa. Met de verkiezing van Obama lijkt het erop dat ook de VS om zijn, al blijft het zo dat de prolifebeweging er sterker is dan in Europa.
Maar dat alles mag voor ons niet betekenen dat de politieke strijd tegen abortus daarom maar beter kan worden gestaakt. Wie zich daar nog druk over maakt, zou zich buiten de huidige publieke discussie stellen. Aan zo’n achterhoedegevecht is toch geen eer te behalen.
Zo mogen we echter niet redeneren. Want het gaat hier om een levensdelict. Het gaat om de beschermwaardigheid van het menselijk leven, ook al wordt dat door de aanstaande moeder niet geacht.
Zo is het ook beslist onjuist om de discussie in SGP-kring over de rol van de vrouw af te doen als een achterhoedegevecht. Een discussie die de partij afhield van zaken die er in de politiek werkelijk toe deden. En dus zonde van de tijd!
Dat zal ongetwijfeld zo zijn in de ogen van 95 procent of meer van de Nederlanders. Gelijkheid van man en vrouw geldt in onze maatschappij als een onaantastbaar gegeven. Van moslims en anderen die hier willen integreren, wordt geëist dat ze die verworvenheid overnemen.
Maar is voor ons daarmee alles gezegd? Of is doorslaggevend dat wij er niet aan voorbij kunnen gaan en mogen gaan dat de Bijbel op tal van plaatsen onderscheiden spreekt over de positie van man en vrouw. Moet dat niet onze positie bepalen?
En als in het betreffende interview gesproken wordt van een intolerante gelijkheidsideologie waartegen we ten strijde moeten trekken, dan heeft dat toch duidelijk ook te maken met de opvattingen over de man-vrouwverhouding!
Een christelijke partij, maar datzelfde geldt ook voor de kerk en voor allerlei christelijke organisaties, moet goed in de gaten houden wat er in onze tijd speelt. Maar het zou volstrekt verkeerd zijn om alleen daardoor je agenda te laten bepalen. Dan volg je in feite de tijdgeest.
Het vreemdelingschap van een christen brengt met zich mee dat voor hem dingen belangrijk zijn die in de ogen van anderen een volstrekt zinloos karakter dragen. Zoals ook het omgekeerde het geval is. Als het goed is passen wij niet in de schema’s van deze wereld. Dat heeft ook consequenties voor de politiek.
Daarom moeten we ook voorzichtig zijn met de beschuldiging dat men in de SGP, of breder genomen in reformatorische kring, te zeer naar binnen gericht is. Daarmee mogen we de noodzaak van een fundamentele principiële bezinning niet onderuithalen. En zeker niet de betekenis van de binnenkamer.
Met name in onze tijd geldt dat een christelijke partij een vreemde eend in de bijt is. Dat is niet anders. Dat maakt het opereren niet eenvoudig. Voor zover wij de komende ontwikkelingen kunnen inschatten, zal het er ook niet gemakkelijker op worden. Er dreigen allerlei gevaren. Maar boven alles moeten we er beducht voor zijn dat ons optreden meer gestempeld wordt door mensenvrees dan door Godsvreze.
De auteur is oud-hoofdredacteur van het RD. Reageren aan scribent? gedachtegoed@refdag.nl.