Kindermishandeling vaak niet herkend
Huisartsenposten herkennen signalen van kindermishandeling onvoldoende. Ze onderkennen dit alleen als een patiënt of begeleider dit zelf meldt.
Dat schreef het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde gisteren in een publicatie van onderzoekers en specialisten van het Universitair Medisch Centrum Utrecht.De auteurs stellen dat huisartsen en assistenten op een huisartsenpost te weinig doorvragen om kindermishandeling uit te kunnen sluiten. Ook is het beleid na signalering van mishandeling in bijna alle gevallen ontoereikend. De onderzoekers willen huisartsen erop wijzen dat signalering van kindermishandeling uiterst belangrijk is. Het biedt een kans om verdere mishandeling te voorkomen.
Voor het onderzoek werden 368 kinderen bestudeerd van wie door het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) al eerder was vastgesteld dat ze waren mishandeld. In ruim vijf jaar kwamen 193 van deze kinderen in totaal 709 keer op de huisartsenpost.
Volgens experts waren 24 bezoeken van 20 kinderen zeer verdacht voor mishandeling en 82 mogelijk verdacht. De dienstdoende huisarts herkende de mishandeling alleen als die door het kind, de ouders of de politie werd gemeld. Slechts eenmaal werd daarop adequaat beleid ingezet, stellen de experts.
Signalen waaraan een arts mishandeling kan herkennen zijn: veelvuldig bezoek aan huisartsenpost of spoedeisende hulp, een verhaal van het kind dat niet overeenkomt met dat van de ouders, groeiachterstand of slechte uiterlijke verzorging, angst om zich uit te kleden en afdrukken van voorwerpen op het lichaam of het voorkomen van meerdere verwondingen.
De huisartsenpost biedt een betrekkelijk anonieme omgeving voor ouders om hulp te vragen. De kans om kindermishandeling hier op te merken is daardoor groter.
Van de 368 kinderen die voor het onderzoek werden gevolgd, werd volgens het AMK 21 procent psychisch mishandeld, 18 procent emotioneel verwaarloosd, 12 procent lichamelijk verwaarloosd, 8 procent lichamelijk mishandeld en 2 procent seksueel misbruikt.