Opinie

Betere regeling voor plaatselijke gemeente mogelijk

De zelfstandigheid van de plaatselijke gereformeerde kerken in de nieuwe verenigde kerk is een principieel punt, vindt ds. A. P. van Niekerk.

10 December 2002 14:09Gewijzigd op 14 November 2020 00:00
„De plaatselijke gemeente heeft recht op eigendommen en bezit en tevens de bevoegdheid om haar eigen zaken te regelen.” - Foto RD
„De plaatselijke gemeente heeft recht op eigendommen en bezit en tevens de bevoegdheid om haar eigen zaken te regelen.” - Foto RD

Aan de gereformeerde synode, die vrijdag bijeenkomt, vraagt hij een creatieve en ondernemingsrijke oplossing. De gereformeerde synode heeft ons door middel van haar moderamen en door de commissie ”kerk en kerkverband” aanvankelijk zelf gewaarschuwd voor het feit dat wij een grondrecht van de Gereformeerde Kerken kwijt konden raken in de verenigde kerk, namelijk de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente op het punt van eigendommen en bezit. Deze waarschuwing vonden wij weldadig, maar wij zouden graag zien dat zij de ongeveer 400 bezwaarde gemeenten serieus neemt en de ordinanties van de nieuwe kerk dienovereenkomstig verandert of een duidelijke stellingname inneemt in dit verband op de zitting van vrijdag.

Op 7 juni 2002 nam de generale synode een besluit dat het recht op zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente inzake bezit opgeeft. Op grond van de huidige kerkorde heeft de synode dat recht niet. Procedureel en inhoudelijk zit de synode goed fout. Nu de commissie van de synode gisteren heeft laten weten dat de gereformeerde synode niet terug hoeft te komen op haar besluit van 7 juni over de plaats van de gereformeerde kerken in het kerkverband van de toekomstige verenigde kerk, is dit ook weer een brug te ver of een brug te weinig.

De inbreng van de gereformeerde traditie is al miniem, volgens de bezwaarden en volgens vele onderzoekers. Juist op dit principiële punt zou de gereformeerde synode met een creatieve en ondernemingsrijke oplossing kunnen komen. Van hervormde broeders en zusters mogen wij vragen om even ondernemend mee te denken en creatief te zijn in het zoeken naar een oplossing van een probleem dat voor hen reeds meer dan 150 jaar een loden last is en dat pas tot rust zal komen als de kerk de gemeenten in hun waarde laat en hun recht in dit verband respecteert. Wij zijn geen slaven van het verleden, maar hebben een actuele verantwoordelijkheid in het heden. Niets weerhoudt ons ervan nieuwe zinvolle regelingen te maken.

Er is een betere regeling mogelijk: geen compromis, maar een ander perspectief op het geheel dat beide grote kerkelijke tradities, gereformeerd en hervormd, respecteert waaruit de nieuwe kerk voortkomt. Het boek van Dekker en Heitink (”Samen op de goede Weg?”, augustus 2002) biedt (wat teleurstellend!) ook geen oplossing, maar zoekt het in drie kerkelijke varianten, in plaats van te zoeken naar een principiële oplossing voor de kerk als geheel.

Wij vragen de gereformeerde synode in ieder geval om de bepalingen van de nieuwe kerkorde van de nieuwe en toekomstige Protestantse Kerk in Nederland zo te ’helpen’ veranderen (hun invloed te doen gelden), dat duidelijk de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente in bepaalde zaken (beperkte bevoegdheid) gegarandeerd is. Dit geldt ten aanzien van eigendommen en bezit. Zaken die de classis of synode aangaan, behoren tot hun competentiegebied. De synode heeft geen absoluut recht over het kerkelijke leven en dus niet over de plaatselijke gemeente. Wat het eigendomsrecht betreft, valt bezit dus in ieder geval onder de eigen beperkte verantwoordelijkheid en bevoegdheid van de plaatselijke gemeente. Een kerkenraad is mondig en trekt zelf deskundigen aan om zich te laten assisteren bij beslissingen of bij het opmaken van jaarstukken en het afwikkelen ervan.

Ook de plaatselijke gemeente heeft geen absoluut eigendomsrecht. Behalve dat bepaalde zaken die de plaatselijke gemeente raken, tot verantwoordelijkheid van de meerdere vergadering behoren, is ook het recht van de plaatselijke gemeente op eigendommen, bezit en kapitaal vergaren beperkt.

De vrijheid ten aanzien van eigen verantwoordelijkheid zou moeten bestaan alleen voorzover de gebouwen en het bezit van plaatselijke gemeenten dienstig zijn aan het godsdienstige leven in de gemeenten, gebouwen die geen monumentrechtelijke status hebben en alleen voorzover zij kapitaal nodig hebben voor het onderhoud en het functioneren.

De volgende opmerkingen zijn van belang:

  1. Wie het over de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente heeft, heeft het niet over afscheidingsrecht, maar over het recht van een gemeente om zichzelf in bepaalde opzichten en ten aanzien van bepaalde zaken te organiseren vrij van hogere en bredere kerkelijke bemoeienis of controle.

  1. Wel is het recht op zelfstandigheid geen absoluut recht, los van enige relatie met de andere kerken en met het kerkverband. Het is een betrekkelijk recht, de plaatselijke gemeente is niet volstrek autonoom, maar heeft een relatieve autonomie. Het kan niet zo zijn dat een plaatselijke gemeente in de loop der tijd kapitalen vergaart en een eigen naar buiten gericht leven gaat organiseren naast andere gemeenten. Een eigen missionair beleid, eigen werelddiaconaat, eigen beleid ontwikkelingshulp, missionarissen onderhouden enz. omdat de gemeente veel geld heeft, kan gewoon niet. Gezamenlijk kan het kerkverband vanwege een beter overzicht en oecumenische contacten wereldwijd effectiever opereren.

  2. Een kerkrechtelijke oplossing voor het dilemma is de plaatselijke gemeente -in relatieve zin- vrij te laten bezit te hebben (te verwerven of op te bouwen) en kapitaal te organiseren (een vorm van indirecte controle door het kerkverband in de vorm van visitatie zou wel mogelijk moeten zijn!) in beperkte mate, met name dat wat nodig is voor het normaal onderhouden en functioneren van de gemeente op grond van het bekende principe van jaarlijks de balans opmaken en quitte spelen. Teveel aan andere inkomsten, legaten en erfenissen zullen door tussenkomst van het kerkverband of in de gemeente (na overleg over nieuwe behoeften of projecten) of voor behoeften elders aangewend kunnen worden (solidariteitsprincipe!).

  3. Gebouwen die momenteel of in de toekomst onder momentenzorg vallen, zullen op dezelfde wijze geadministreerd worden als nu het geval is onder het huidige juridische regiem en overeenkomstig de huidige afspraken tussen kerk en staat.

Het volgende voorstel zou ik willen formuleren:

a. De plaatselijke gemeente heeft recht op eigendommen en bezit en tevens de bevoegdheid om haar eigen zaken te regelen, de verantwoordelijkheid voor overschotten en tekorten te nemen en als de overschotten en tekorten al te groot worden maatregelen te nemen en een en ander te verrekenen met het kerkverband (eventueel noodfonds).

b. De plaatselijke gemeente wordt begrensd door het principe van het genoeg en voldoende, dat wil zeggen: ze heeft recht op eigendom en bezit, ruim en voldoende, maar dan ook net genoeg en naar behoefte om het leven van de eigen gemeente te organiseren.

c. De plaatselijke gemeente mag, uiteraard in overleg, met het oog op projecten (indien nieuwe noden en behoeften zichtbaar worden) de nodige financiële steun vragen aan het kerkverband, aangezien het kerkverband weer van de plaatselijke gemeente overschotten ontvangt die voortkomen uit legaten, erfenissen en andere meevallers (”solidariteit met elkaar” is iets anders dan ”heersen over elkaar”!).

d. In geval van onverwacht ontvangen legaten en erfenissen zorgt de plaatselijke gemeente dat de balans zonder tekort of overschot wordt bereikt of behaald. Het is niet de bedoeling dat een gemeente een buffer opbouwt. Geld dat overschiet wordt overgemaakt naar de landelijke kas volgens de nieuwe op te stellen uitvoerende bepalingen bij de ordinanties. Oppotten en vergaren van kapitaal is niet acceptabel. In geval van noodlijdende gemeenten, springt het kerkverband weer bij (solidariteitsprincipe, wat tevens in de toekomst ook zal gelden van de predikantstraktementen!).

e. In geval van gebouwen of bezit die onder de monumentenregeling vallen, wordt gehandeld volgens de afspraken die zijn overeengekomen tussen kerk en overheid.

De Heere is Heer van heel de kerk en niet alleen van de plaatselijke gemeente of van een somtotaal van plaatselijke gemeenten. Andersom is Hij niet alleen Heer van bovenaf, maar ook van onder (Heer onder ons!) en heeft iedere vergadering haar eigen intrinsieke waarde, eigen bevoegdheid en eigen verantwoordelijkheid, ook ten aanzien van elkaar! Pars pro toto -het deel gaat voor het geheel- of totum pro parte -het geheel gaat voor het deel- geldt niet in de kerk. Hij is Heer van het geheel en van de delen, waarin het ene niet in waarde boven het andere staat. ”Besturen en regeren” -dit zouden afgevaardigden van synodes en leden van kerkenraden met bestuurlijke kwaliteiten zich goed moeten realiseren- is dienen in Christus’ naam, dé dienstknecht-Heer!

De auteur is gereformeerd predikant te Honselersdijk.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer