„Structuur kerk alsnog bespreken”
’s-GRAVENHAGE - De stelling dat de Gereformeerde Kerken in Nederland in 1992 al hebben gekozen voor de hervormde kerkstructuur, is onhoudbaar. Dat schrijft het Confessioneel Gereformeerd Beraad (CGB) in een open brief aan de synodeleden. Het CGB is „zeer verontrust” over de manier waarop Samen op Weg zich ontwikkelt.
De gereformeerde synode moet vrijdag een beslissing nemen over de 41 revisieverzoeken en de vijf brieven die zijn binnengekomen in reactie op het synodebesluit van 7 juni over het rapport ”Kerken en kerkverband”. Hierin staat onder andere dat het in de verenigde kerk niet langer mogelijk is dat kerkenraden besluiten een gemeente buiten het kerkverband te plaatsen. Ook komt er in de verenigde kerk bovenplaatselijk toezicht op het beheer van de eigendommen.
Met het aannemen van dit rapport is de gereformeerde synode kerkordelijk in de fout gegaan, vindt het CGB. Het roept de synode ertoe op dit nu te corrigeren. Dat de synode in juni de discussie over de kerkstructuur met een beroep op een eerder genomen besluit niet wilde voeren, is onjuist, stelt de open brief. „Er is nimmer een gesprek over gevoerd.”
Het CGB wil dat de synode dit alsnog gaat doen. De organisatie verwijt de synode dat die een pragmatische benadering van het vooruitgrijpen op een nieuwe kerkorde de boventoon liet voeren. „De eigen kerkordelijke regels werden verwaarloosd.”
Als de synode stelt dat er al eerder een besluit was genomen, dan had men op dat moment de kerken moeten raadplegen, vindt het hoofdbestuur. Uit de acta van enkele gereformeerde synodevergaderingen blijkt, aldus het CGB, dat de gereformeerde synodepreses, ds. J. W. Doff, op dit punt een verkeerde voorstelling van zaken geeft.
Bij de behandeling van de kerkorde in eerste lezing (synode van Haren, 1995) leverden de mindere vergaderingen veel kritiek, „juist op het punt van de kerkstructuur, de zelfstandigheid van de plaatselijke kerk en de zorg voor de financiële zaken”, aldus de open brief. Zo willen plaatselijke kerken onder andere het woord Kerk in de toen voorgestelde naam Verenigde Protestantse Kerk in Nederland vervangen door Kerken. Ook vraagt men bijvoorbeeld of in de tekst wel voldoende is gewaarborgd dat de zorg voor de financiële zaken van de gemeente bij de kerkenraad berust. Op grond hiervan is het, aldus het CGB, „onmogelijk vol te houden dat toen de hervormde kerkvisie is aanvaard. De mindere vergaderingen hebben anders gesproken.”
Het CGB verwijst ook naar een brief van deputaten kerkorde uit juni 1995. Daarin staat: „Eén ding lijkt echter wel duidelijk: wanneer alle genoemde kerkordelijke regelingen in de drie kerken de kerkordelijk voorgeschreven route hebben doorlopen, zal aan de kerken de vraag voorgelegd dienen te worden, of zij instemmen met vereniging op basis van wat dan als kerkordelijk fundament gezamenlijk is aanvaard.”
Tijdens de generale synode van Goes (1997) wijzen deputaten kerkorde opnieuw op de noodzaak van het raadplegen van de plaatselijke kerken. Die zullen zich bewust dienen te zijn van hun verhoopt instemmen met een uiteindelijk verenigingsbesluit. „Een zorgvuldige besluitvorming zal essentieel zijn voordat de vereniging een feit kan worden.”
In het inmiddels door de synode aanvaarde rapport ”Kerken en kerkverband” komt hiervan niets terug, verwijt het CGB de synode. Deze houdt, volgens dit rapport, die bevoegdheid aan zich, omdat er voor de plaatselijke kerken cirvielrechtelijk geen verandering plaatsheeft in de rechtspersoonlijkheid.
Op dit moment ziet het er overigens nog niet naar uit dat de synode positief op de open brief zal reageren. Een commissie van synodeleden die zich ter voorbereiding op de synodevergadering over de revisieverzoeken heeft gebogen, is tot de conclusie gekomen dat de eerdere synodebesluiten niet in strijd zijn met de kerkorde, niet ingaan tegen het belang van de kerk en geen onrecht doen aan de indieners van de revisieverzoeken. Ze stelt daarom voor niet tot revisie te besluiten.
De synodecommissie beweert dat er in de afgelopen jaren telkens weer momenten zijn geweest bij het vaststellen van de nieuwe kerkorde en ordinanties waarbij ook de structuur van de nieuwe kerk „impliciet” aan de orde was. „Naar het oordeel van de commissie hebben de kerken en de generale synode gaandeweg het proces van de totstandkoming van de ontwerpkerkorde en de ordinanties ingestemd met de daarin verwoorde kerkstructuur.”
Aan de onrust die binnen de kerken bestaat over de eigendommen is in de ogen van de commissie door middel van een overgangsbepaling voldoende recht gedaan.