Rechtszaak tegenGeert Wilders ispolitiek proces
Uit alles blijkt dat het proces tegen PVV-leider Wilders een politiek proces is, stelt Michiel Klinkhamer.
Op 21 januari besloot het Amsterdamse hof van justitie dat het openbaar ministerie Geert Wilders alsnog moet vervolgen voor wegens zijn uitspraken over de islam. De juridische basis voor de vervolging wordt gevormd door de politiek correcte artikelen 137c (belediging van een groep mensen) en 137d (aanzetten tot haat, discriminatie of gewelddadig optreden) van het Wetboek van Strafrecht.Artikel 137 is in 1984 door een Kamermeerderheid aangenomen. Dat is gebeurd vanuit de veronderstelling dat fascisme, racisme en xenofobie een maatschappelijk gevaar vormden. Die vrees is ongegrond gebleken. Het fascisme is in de Tweede Wereldoorlog definitief verslagen. Er zijn sindsdien geen fascistische regimes meer geweest en heden ten dage is de afschuw van het fascisme in Europa gemeengoed geworden. Het hof erkent dat ook in zijn beschikking.
Daarmee is de bestaansgrond voor 137 weggevallen en dus zou het artikel afgeschaft moeten worden. Het is zelfs gevaarlijk om het te handhaven, omdat het door linkse rechters politiek kan worden misbruikt. Het overdrijven van het gevaar van extreem rechts is immers een kenmerk van extreem links en vormt ook een bedreiging voor de maatschappij.
In werkelijkheid vormt extreem links sinds 1945 de grootste bedreiging voor de democratische rechtsorde. Dit blijkt uit de honderden aanslagen op gebouwen, voertuigen en personen, met als hoogtepunt de moord op politicus Pim Fortuyn (2002) twee weken voordat zijn partij volgens de peilingen de verkiezingen zou winnen.
Het verbod op beledigen lijkt een uitvloeisel van belediging van personen (art. 266), maar is dat niet. Bij belediging van een persoon moet worden bewezen dat de bewering onjuist is. Bij de beweringen van journalist Jort Kelder over advocaat Moszkowicz ging het hof in op de waarheidsvraag en gaf Kelder op vier van de vijf punten gelijk.
Bij de behandeling van de uitspraken van Wilders over de islam wordt echter geheel voorbijgegaan aan de vraag of ze juist zijn of niet. Zou het hof ook inhoudelijk oordelen over de beweringen van Wilders over de islam, dan zou je een soortgelijk vonnis kunnen krijgen als in de zaak-Kelder–Moszkowicz, waarbij Wilders op sommige punten in het gelijk wordt gesteld en op andere veroordeeld. Sommige van zijn uitspraken zijn namelijk goed te verdedigen.
Als het hof aan de waarheidsvraag voorbijgaat, –hetgeen het heeft gedaan–, mag het echter helemaal niet over het karakter van de bewering oordelen. Daarmee opent het de jurisprudentie voor het absurde principe dat een bewering die gedeeltelijk of zelfs geheel waar is, wederrechtelijk is en de auteur strafbaar. Op de vraag of iets juist of onjuist is, wordt een antwoord gegeven dat eigenlijk hoort bij de vraag of het goed of slecht is. Bovendien gelooft het hof kennelijk dat de waarheid prettig is, en de leugen beledigend. Dat is infantiel. Dikwijls is de waarheid kwetsend en de leugen comfortabel.
Aan het oordeel van het hof ligt het politiek correcte vooroordeel ten grondslag dat religiekritiek gelijkstaat aan belediging van personen. Dat is natuurlijk onzin. Religiekritiek staat ook niet gelijk aan aanzetten tot haat, discriminatie of geweld. Als religiekritiek beledigend is, zouden we de Bijbelse profeten en Mohammed moeten veroordelen voor belediging van afgodenaanbidders (137c).
Mein Kampf
Dat vooroordeel zien we terug in de redenering van het hof dat „door de vergelijking van de Koran met ”Mein Kampf” een hele bevolkingsgroep van het maatschappelijke debat wordt uitgesloten.” Het hof legt Wilders iets in de mond wat hij nooit gezegd heeft, namelijk dat alle moslims fascisten zijn en dat niet-moslims daarom niet met hen moeten praten. Voorts stelt het hof dat „wie een ander van de maatschappelijke discussie buitensluit, hem ook buiten de democratische rechtsorde plaatst.” Dat is opnieuw lariekoek. Als je niet met iemand wilt praten, is dat heel wat anders dan dat je hem zijn grondrechten afneemt.
Het kan gebeuren dat het hof een keer te kort door de bocht gaat, maar drie ongeoorloofde generalisaties achter elkaar zijn geen toeval. Zeker niet als ze samen een frauduleuze redenering vormen, die rechtstreeks leidt tot het besluit om een omstreden politicus te vervolgen. Hier rest slechts één conclusie: Dit is een politieke proces.
De auteur is publicist en auteur van ”Messianisme zonder mededogen. Het communisme, zijn aanhangers en zijn slachtoffers”.