Vonnis Verklaring-voor-rechtsprocedure
De rechtbank in Utrecht heeft op 12 maart 2008 de eisen van een vijftigtal hersteld hervormde gemeenten tegen de Protestantse Kerk in Nederland afgewezen. Inmiddels zijn zes hersteld hervormde gemeenten tegen die uitspraak in Hoger Beroep gegaan. Even wat kernbegrippen uit het vonnis waartegen nu beroep is aangetekend op een rij.
RAPPORT: In het vonnis focust de rechtbank sterk op het rapport ”Om de eenheid en heelheid van de kerk”, dat de hervormde synode in 2001 vaststelde. Omdat de Hervormde Kerkorde (HKO) niet expliciet voorschrijft hoe te handelen wanneer een gemeente zich niet wil neerleggen bij een besluit van de synode, gaf de hervormde synode in dit rapport een nadere uitleg van de kerkorde. In het rapport werd gesteld dat hervormde gemeenten zich niet als gemeenten kunnen losmaken van de landelijke kerk, omdat de Nederlandse Hervormde Kerk een presbyteriaal-synodaal stelsel kent.PRESBYTERIAAL-SYNODAAL: Een presbyteriaal-synodaal stelsel houdt in dat een plaatselijke gemeente slechts een beperkte mate van zelfstandigheid geniet en niet als gemeente kan besluiten zich los te maken uit het landelijk kerkverband. De hersteld hervormden stellen echter dat de structuur van de Nederlandse Hervormde Kerk niet zo omschreven kan worden. Volgens hen kende de Hervormde Kerk sinds de invoering van de Hervormde Kerkorde van 1951 een presbyteriaal stelsel. Dat zou betekenen dat plaatselijke gemeenten meer zelfstandigheid genieten. De rechter vindt dat de hersteld hervormden „niet steeds consequent” zijn in hun „betwisting van het presbyteriaal-synodale stelsel.”
HERVORMDE KERKORDE: De rechtbank is van mening dat de hersteld hervormden niet kunnen stellen dat ze slechts gebonden zijn aan de Hervormde Kerkorde (HKO) voor zover en zolang zij ervoor kiezen als zelfstandig onderdeel van de Hervormde Kerk te functioneren. Met de aanvaarding van de kerkorde van 1951 hebben de gemeenten zich steeds aan de kerkorde gecommitteerd en zich eraan gebonden geacht. „Zij hadden ten aanzien van die gebondenheid geen keuze ten aanzien van door hen niet gewenste onderdelen of uitleg”, meent de rechter.
MARGINAAL TOETSEN: In het vonnis stelt de Utrechtse rechtbank diverse keren dat zij in de bodemprocedure van de hersteld hervormde gemeenten tegen de Protestantse Kerk marginaal toetst. Dat betekent dat ze zich geen oordeel aanmeet over de „zeer principieel geladen vraag” of de Protestantse Kerk in belijdend opzicht een andere kerk is dan de Nederlandse Hervormde Kerk. Ze kijkt alleen maar naar de vraag of de beslissingen die door de kerk zijn genomen op kerkrechtelijk juiste wijze tot stand zijn gekomen en of de kerkelijke rechtsgang zorgvuldig is geweest.
GCBG: De Nederlandse Hervormde Kerk kende, evenals de huidige Protestantse Kerk en de Hersteld Hervormde Kerk, een eigen kerkelijke rechtsgang. Laatste instantie die een oordeel velt, is de Generale Commissie voor de behandeling van Bezwaren en Geschillen (GCBG). De GCBG velt een oordeel als gemeenten of kerkleden bezwaar maken tegen bepaalde beslissingen die in de kerk zijn genomen door bijvoorbeeld de generale synode.
BEZWAAR: Tegen het fusiebesluit van de synode van de Nederlandse Hervormde Kerk en tegen het aannemen van het rapport ”Om de eenheid en heelheid van de kerk” is door diverse gemeenten en gemeenteleden bezwaar gemaakt bij de GCBG. Alle bezwaren zijn door de GCBG verworpen.
MEERDERHEIDSMACHT: De advocaten van de hersteld hervormde gemeenten stelden in het proces ook dat de Nederlandse Hervormde Kerk door het synodebesluit tot kerkvereniging misbruik zou hebben gemaakt van ”meerderheidsmacht.” De rechtbank verwerpt deze stelling. „Evident is sprake geweest van een besluit dat bij meerderheid van stemmen in de generale synode is genomen. (…) Dat dit synodebesluit ingrijpende gevolgen heeft voor een bezwaarde minderheid levert geen misbruik van meerderheidsmacht op.”
FUSIEDWANG: De rechter wijst in het vonnis ook het verwijt van ”fusiedwang” af dat door de advocaten van hersteld hervormde gemeenten in het proces naar voren is gebracht. Volgens de hersteld hervormde gemeenten maakte de Nederlandse Hervormde Kerk zich schuldig aan fusiedwang door te stellen dat alle gemeenten gebonden waren aan het besluit van de hervormde synode om te verenigen met de gereformeerden en de luthersen. En dat is volgens hen in strijd met het Burgerlijk Wetboek. Omdat de GCBG de bezwaren tegen het verenigingsbesluit heeft verworpen en omdat de burgerlijke rechter die beslissing slechts marginaal toetst, ziet de rechtbank hierin geen aanleiding het verenigingsbesluit op deze grond te vernietigen.
GODSDIENSTVRIJHEID: De advocaten van de hersteld hervormde gemeenten stelden in de bodemprocedure dat door de zogenoemde ”fusiedwang” de vrijheid van godsdienst in het geding was. De rechtbank verwerpt dit en stelt dat in deze zaak de vrijheid van godsdienst „op geen enkele wijze” belemmerd is.
ZORGPLICHT: De secundaire eis van een aantal hersteld hervormde gemeenten -dat de rechter de PKN een zorgplicht moet opleggen ten aanzien van die gemeenteleden die niet wilden meegaan in de PKN-s door de rechter niet-ontvankelijk verklaard. De hersteld hervormde gemeenten hadden eerst naar de kerkelijke rechter (in de PKN) moeten gaan, voordat ze dit aan de burgerlijke rechter voorlegden, aldus de rechtbank.