Binnenland

„Debat levensbeëindiging baby niet afgerond”

Artsen zijn er nog niet over uit bij welke mate van lijden bij pasgeborenen met een ernstige handicap actieve levensbeëindiging is te rechtvaardigen.

Binnenlandredactie
22 January 2009 11:16Gewijzigd op 14 November 2020 07:08

Dat erkende de Groningse jurist-kinderarts mr. dr. E. Verhagen tijdens de openbare verdediging van een onderzoek waarop hij gisteren promoveerde.Verhagen, grondlegger van een richtlijn voor levensbeëindiging bij pasgeborenen, onderzocht de medische besluitvorming van artsen na de geboorte van ernstig gehandicapte baby’s. Daarbij maakte hij onderscheid tussen normaal medisch handelen, zoals het afzien of staken van een medisch kansloze of zinloze behandeling en niet-normaal medisch handelen, zoals actieve levensbeëindiging.

Verhagen onderzocht 359 sterfgevallen van ernstig gehandicapte baby’s op tien Nederlandse neonatale intensivecare-units. Een aantal van 358 baby’s overleed nadat artsen op medisch-ethische gronden de behandeling staakten. Eén baby overleed door actieve levensbeëindiging.

Uit een eerdere publicatie van Verhagen, dat ook deel uitmaakt van zijn proefschrift, bleek dat Nederlandse artsen tussen 1997 en 2004 22 keer besloten het leven van een zwaar gehandicapte baby te beëindigen, met toestemming van de ouders. De medische noodzaak van deze ingrepen is na de verschijning van deze publicatie internationaal bediscussieerd door deskundigen die stelden dat de artsen in kwestie voor de 22 baby’s een te eenzijdige prognose hadden gesteld.

In deze discussie kan Verhagen zich op basis van zijn proefschrift niet mengen, omdat hij in zijn laatste onderzoek maar één geval van actieve levensbeëindiging aantrof. „De discussie over de prognose en mijn onderzoek staan los van elkaar. Overigens draait het bij actieve levensbeëindiging niet alleen om de prognose, ook over de vraag welke mate van toekomstig lijden artsen acceptabel vinden. Ik had gehoopt daarin inzicht te kunnen geven, maar dat is niet gelukt.”

Kinderneuroloog prof. dr. O. F. Brouwer constateerde dat het in de eerdere publicaties van Verhagen om een andere categorie patiënten gaat dan in zijn laatste onderzoek. De 22 baby’s van wie artsen het leven beëindigden werden geboren met een waterhoofd en een open rug (spina bifida). Omdat deze baby’s niet in acuut levensgevaar verkeren, belanden zij veelal niet op een neonatale intensivecare-unit; in tegenstelling tot de groep baby’s over wie Verhagens laatste studie gaat.

Officier van justitie mr. P. H. S. van Rest vroeg naar de juridische onderbouwing van de levensbeëindiging van de 22 baby’s. „De richtlijn van artsen is gebaseerd op de euthanasiewet voor wilsbekwame patiënten. Is deze vertaalslag naar het juridische niet gekunsteld? Stuurt hier het recht de medicus of is het andersom?”

Verhagen zei dat het recht de praktijk moet kunnen bijsturen, „op basis van wetenschappelijke gegevens die goed worden verzameld en geanalyseerd.”

De Rotterdamse kinderneurochirurg drs. T. H. R. de Jong zegt uit het promotie-onderzoek van Verhagen niet te kunnen afleiden dat artsen inmiddels een deugdelijke maatstaf hebben voor actieve levensbeëindiging bij baby’s. „Terwijl er in het verleden al wel 22 gevallen zijn gemeld.”

De Jong vraagt zich verder af waarom Verhagen voor zijn laatste onderzoek niet heeft gezocht naar spina bifidapatiënten die met vergelijkbare aandoeningen zijn geboren als de 22 baby’s van wie artsen het leven beëindigden. Op basis van een dergelijke studie was een nader oordeel over de juistheid van de prognose mogelijk geweest.

De Jong: „Verhagen heeft steeds betoogd dat de levens van deze baby’s zijn beëindigd, omdat zij uitzichtloos en ondraaglijk leden. Ook dit proefschrift maakt niet duidelijk waarop hij dat baseert. Dat zijn jongste onderzoek niet meer gaat over spina bifidapatiënten vind ik geen verklaring. Dat is regelrecht een zwaktebod.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer