Overheidssteun onontbeerlijk voor Bijbels Museum
Wegens het teruglopend aantal donateurs en bijdragen is overheidssteun „onontbeerlijk” om het Bijbels Museum in Amsterdam in stand te houden. Dat schreef het museum, dat dinsdag in aanwezigheid van koningin Beatrix het 150-jarig jubileum viert, in het jaarverslag over 2001.
Vorig jaar bedroeg het aantal donateurs ongeveer 22.000. De website van het museum spreekt nog van ongeveer 30.000 donateurs. Wel stijgt na de ingrijpende verbouwing in de jaren 1998-2000 het aantal bezoekers. Vorig jaar bezochten 28.615 personen het museum, ruim 4.000 meer dan het jaar ervoor.
Gedurende vier jaar ontvangt het museum overheidssteun, zowel van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen als van de gemeente Amsterdam. De bijdrage van de Vereniging van Vrienden van het Bijbels Museum is bescheiden. De in 1993 opgerichte vereniging telde eind 2001 nog maar 42 leden.
De grondlegger van het Bijbels Museum was ds. Leendert Schouten (1828-1905), die al op 12-jarige leeftijd zijn eerste collectiestuk liet vervaardigen. In 1851, toen hij theologie in Utrecht studeerde, stelde hij zijn privé-collectie open voor het publiek.
Het museum geeft informatie over de inhoud en de geschiedenis van de bijbel en over de invloed van de bijbel op cultuur en samenleving, vroeger en nu. Het bevat architectonische vondsten, voorwerpen uit het oude Egypte, eeuwenoude modellen van de tempels van Salomo en Herodes, en religieuze voorwerpen uit de joodse en christelijke traditie.
Kleitabletten, stukjes papyrus en archeologische vondsten vertellen over de ontstaansgeschiedenis van de bijbel. Een uitgebreide collectie bijbels, prenten en kaarten laat de verbondenheid van de Nederlandsers met de bijbel zien.
Nieuw in het museum is de verhalenzolder voor kinderen van 6 tot 12 jaar. Kinderen maken daar een reis langs verhalen uit het oude (of eerste) testament, het nieuwe (of tweede) testament en de koran. Verder is er voor deze leeftijdsgroep de permanente expositie Op reis met Abraham, die in de koran Ibrahim wordt genoemd. Daarin maken de kinderen kennis met het culturele erfgoed van jodendom, christendom en islam.
Ook nieuw is de aandacht voor Jeruzalem als heilige stad voor joden, christenen en moslims. Hier staat de Tempelberg centraal, waar de joden de Klaagmuur, de christenen het Heilig Graf en moslims de Aqsa-moskee koesteren.