Zingende Calvijn in de Westerkerk
In de Amsterdamse Westerkerk wordt zondag in de ochtenddienst de Calvijn Cantate uitgevoerd. De dienst vormt de afsluiting van de Nationale Calvijnweek, die de VU deze week organiseerde.
„Vijf eeuwen gapen/ tussen u en ons,/ een brede kloof vol/ strijd en wapenfeiten/ waar het verleden/ vol van vragen gonst.” Zo begint het koor in de cantate die ter gelegenheid van het Calvijnjaar in opdracht van de VU werd geschreven. Cantor-organist van de Westerkerk Jos van der Kooy zorgde voor de muziek, de tekst van de cantate is van de hand van ds. F. Oosterwijk, predikant van de kerk.Na het eerste koorgedeelte komt Calvijn zelf aan het woord, vertolkt door de bas Wout Oosterkamp. „Ik ben een naam in uw geheugen/ een beeld van strenge deugdzaamheid/ dat aards genot en aardse vreugden/ standvastig uit het leven snijdt.” Waarna koor en gemeente Psalm 8 in zijn geheel zingen.
In de cantate is geprobeerd de kloof van vijf eeuwen tussen Calvijn en nu te overbruggen, zegt Van der Kooy. „Muzikaal gezien schakel ik tussen 16e-eeuws idioom en een matig moderne stijl van rond 1950. Qua tekst vertegenwoordigt de cantorij de huidige tijd, die soms heel kritische vragen stelt aan de 16e-eeuwer Calvijn.”
Kritisch is het koor inderdaad als het gaat over de uitverkiezing. „Het p-woord zindert/ in het Psalmwoord door:/ zijn wij verkoren/ of verloren kind’ren/ van God, voor eeuwig/ en van tevoren? Predestinatie,/ in de gratie, uit de gratie?/ Is dat het eeuwig raadsbesluit:/ in spin, de bocht gaat in,/ uit spuit, de bocht gaat uit?”
Vervolgens verdedigt Calvijn zich: „Het ging mij om Gods eer, zijn heerlijk/ wezen, de Schepper van ’t heelal!/ Zijn weten, wetten, onontbeerlijk/ voor mensen na de zondeval. Ik zag niet dat men zo zou dolen/ in mijn gedachten van Gods heil,/ dat knielen op een bed violen/ keurmerk en kleur werd van mijn stijl. Maar zing met mij,/ zing mij toch dichterbij…” Waarna koor en gemeente een aantal strofen van Psalm 19 zingen.
Volgens Van der Kooy heeft ds. Oosterwijk zich intensief beziggehouden met Calvijn. „Speciaal met het oog hierop heeft ze de ”Institutie” gelezen. Daarbij kreeg ze gaandeweg meer waardering voor de reformator. Vandaar dat ze hem in de cantate ook dichter bij de 21e-eeuwse mens wil brengen.”
Na een vermanende toespraak van Calvijn komen aan het eind van het 23 minuten durende stuk de partijen dan ook bij elkaar. „Koor en gemeente zingen Psalm 150, waarna in een samenbundeling van krachten het ”Halleluja” door solist, cantorij en gemeente gezongen wordt”, aldus Van der Kooy.