Israëlbode / Jubileum Magazine / De Saambinder
Israëlbode
”Nazareth verdedigt dat God -Allah- één is”, luidt de tekst van een groot spandoek voor de Basiliek van de Aankondiging. In de Israëlbode (uitgave van het deputaatschap voor Israël van de Gereformeerde Gemeenten) wijdt Israëlwerker drs. M. L. Dekker een artikel aan de stad waar eens de Zoon van God woonde.„De laatste tijd hebben we ons uit interesse wat bezig gehouden met de archeologie van oud Nazareth. Wat we uit verschillende bronnen tegenkomen, is heel frappant. Er zijn namelijk orthodoxe Joden, moslims en atheïsten die beweren dat er nooit een Nazareth geweest is in de tijd van de Heere Jezus. Volgens hen was ”Nazareth” in die tijd alleen maar een plaats waar graven waren. Nazareth zou een uitvinding zijn van latere volgelingen van Jezus ”van Nazareth”, die hun kerken boven grafspelonken gebouwd zouden hebben.
Als je deze artikelen van zowel Joden als moslims leest, die zoveel mogelijk het idee in de wereld willen brengen dat Nazareth niet bestond in Jezus’ tijd, wekt dat opperste verbazing. Een eyeopener voor mij was de tekst uit Lukas 1:26, En in de zesde maand werd de engel Gabriël van God gezonden naar een stad in Galilea, genaamd Nazareth. Ik had er nooit bij stil gestaan dat Nazareth hier een stad genoemd wordt (polis in het Grieks), terwijl er over Kapernaum gesproken wordt als een dorp (Kfar Nahum = dorp van Nahum).
Nazareth heeft ook archeologische vondsten te bieden die wijzen op het feit dat Nazareth een echte stad moet zijn geweest. Jammer genoeg schenkt de Israëlische overheid heel weinig aandacht aan Nazareth, het is immers een Arabische stad. Ook de burgemeester van het oude Nazareth heeft maar weinig belangstelling voor de geschiedenis van de stad. Alles wat met Jezus van Nazareth te maken heeft, moet niet teveel op de voorgrond komen. Heel triest is het dat Nazareth zich nu nadrukkelijk presenteert als een moslimstad! Op het plein voor de Basilica, de grote basiliek die het Vaticaan in de jaren zestig heeft gebouwd, hangt een groot spandoek met de woorden: ”Nazareth verdedigt het alleen zijn van God”, met daarnaast een vers uit de Koran, waarin gezegd wordt dat Allah geen zoon heeft voortgebracht.
De Zoon van God, Die dertig jaar in Nazareth woonde, mag blijkbaar geen enkele aandacht krijgen, noch van Joden, noch van moslims.”
Jubileum Magazine
Dit jaar wordt het vierhonderdjarig jubileum van het baptisme gevierd. In het kader daarvan liet de Unie van Baptisten Gemeenten in Nederland een speciaal Jubileum Magazine het licht zien. Daarin is onder andere een ’felicitatie’ van VU-hoogleraar prof. dr. A. van de Beek opgenomen met als kopje ”Een gelukwens voor de baptisten?”
„Wat moet dat vraagteken daar? Een gelukwens voor de baptisten! Zeker, voluit! Baptisten vormen een gemeenschap die de diepte van het geloof en de gemeenschap met Christus willen bewaren in lijn met de nieuwtestamentische gemeente.
Waarom dan toch dat vraagteken? Allereerst als zelfkritiek: hoe kan een kerk nu 400 jaar bestaan? Kerkgenootschappen zijn on-dingen: ze kunnen en mogen er niet zijn. De kerk is één in haar éne Heer. En dat is niet alleen maar een geestelijke eenheid, maar ook een organisatorische eenheid en een eenheid in viering. Zo’n jubileum doet mij daarom weer de pijn voelen van een gedeelde kerk. Er is ook een andere reden voor het vraagteken. Dat betreft de volwassenendoop. Baptisten zijn modern: de eigen persoonlijke keuze van de gelovige. Het gaat om persoonlijk geloof. Is geloof dan een keuze? Zeker, het is een vrije keuze, zoals ik in vrijheid kies om kind van mijn ouders te zijn: ik zou geen andere ouders gehad willen hebben.
Ten slotte wens ik de baptisten geen 500e verjaardag toe als de hereniging van de kerken binnen honderd jaar zou plaatsvinden. Ik wens ze nog vele honderden jaren toe - als dat zou betekenen dat zij tenminste niet in de golf van secularisatie ten onder zijn gegaan!”
De Saambinder
„We hebben een dominee, maar je ziet hem bijna nooit”, is een klacht die nogal eens klinkt. Predikanten hebben een volle agenda, schrijft ds. G. J. van Aalst uit Klaaswaal in het eerste deel van een artikelenserie in De Saambinder (orgaan van de Gereformeerde Gemeenten). Zij móéten echter prioriteiten stellen.
„Begin jaren tachtig schreef de hervormd gereformeerde dr. A. van Brummelen al in De Waarheidsvriend: „Vooral rond de Kerstdagen moet de dominee een ware sprinkhaan zijn die van de ene kerstsamenkomst naar de andere gaat. (…) Wij vragen ons steeds meer af: wat levert deze folklore toch op? Het mat de predikant mateloos af en bedreigt de gang van de kerstpreek. Niet voor niets knappen velen in die tijd volkomen af. Wij zouden wel voelen voor een mobiele eenheid in die dagen om de prediking heilig te houden en niet te doen bederven door een groot aantal samenkomsten.” Bezinning op dit punt zou nuttig zijn.
In het formulier om de dienaar des Woords te bevestigen staat de viervoudige taak van de predikant helder uiteengezet. Ook in een niet mis te verstane volgorde. Uitvoerig wordt de primaire taak benadrukt: de bediening van het Goddelijk Woord. Het ambt der onderwijzing is hem in het bijzonder toevertrouwd. Onderwijzen vanuit de Schriften, aan jong en oud. Het aanhouden in het lezen, leren en vermanen. Gezien het bovenstaande zou bezinning op dit punt nuttig zijn.
Een zelfde ontwikkeling doet zich voor in het pastoraat. Ook op dat vlak is het werk van de predikant toegenomen. Was hij voor de oorlog vooral degene die de gemeente onderwees in de Schriften, vanaf de jaren vijftig heeft onder invloed van de opkomende apostolaatsgedachte het pastoraat een andere invulling gekregen. De apostolaatsgedachte was dat de kerk overal bij moest zijn, actief moest deelnemen aan het hele maatschappelijke leven, zowel op macro- als op micro-niveau.
Allerlei zaken van psychosociale aard zijn sindsdien op het bord van de predikant gelegd. De dominee wordt bij elk probleem geroepen. En bovendien zijn het aantal sociaal-maatschappelijke problemen ook nog eens toegenomen. Te denken valt aan de groeiende huwelijks- en gezinsproblematiek. Predikanten lopen het gevaar dat zij soms meer maatschappelijk werker zijn dan dienaar van het Goddelijk Woord; een ontwikkeling die niet goed is.
En dan nog klinkt vaak de klacht: „Je ziet de dominee zo weinig.” Terwijl de vraag gesteld mag worden: „Waar moet de dominee zijn prioriteiten leggen?” Alle reden dus tot enige bezinning op dit punt.”