Calvijntest
Calvijn is in. Zeker deze week. Op tal van manieren wordt aandacht besteed aan het feit dat dé reformator 500 jaar geleden werd geboren in het Franse Noyon. Twee opvallende feiten: het glossy magazine Calvijn! met een bonte verzameling reacties -van cabaretier Freek de Jonge tot orthodox-christelijk historicus James Kennedy- was op de dag van verschijning in één klap uitverkocht. Daarnaast scoort dagblad Trouw succes met zijn 25-vragentest om te bepalen hoe calvinistisch je bent; hoe hoog je C-factor is.
Veel activiteiten die deze week rond Calvijn plaatsvinden, hebben nadrukkelijk twee doelstellingen: karikaturen rond Calvijn wegnemen én het gedachtegoed van de reformator vertalen naar deze tijd. Elke rechtgeaarde calvinist zal daar blij mee zijn. Sterker nog: wie had het ooit voor mogelijk gehouden dat de theoloog uit Genève -iemand uit een ver en voor velen onbekend verleden- in onze geseculariseerde samenleving nog eens zo veel aandacht zou krijgen?Karikaturen rond Calvijn zijn er genoeg. Hij zou het vleesgeworden symbool van soberheid, strengheid en benepenheid zijn. Dat dit beeld nuancering behoeft, tonen wetenschappelijke studies -ook van recente datum- genoegzaam aan. Daarmee dringt zich een vraag op. In hoeverre doen de glossy Calvijn! -gemaakt door een Zeeuwse artieste met reformatorische wortels- en de Trouwtest werkelijk moeite om het grote publiek kennis te laten maken met de echte Calvijn?
De 25 vragen om je C-factor te bepalen, roepen behalve herkenning soms ook de lachlust op. Is het een zinnige graadmeter voor je calvinistische inborst om te weten of je van vakanties op de bonnefooi houdt? En is het echt des Calvijns om je tranen in het openbaar terug te dringen? Het ontbreekt de makers van de test overigens niet aan zelfspot. De laatste stelling luidt: „In de tijd dat ik deze test deed, had ik wat nuttigers kunnen doen.” Waarschijnlijk had Calvijn zelf hierop met een hartgrondig ja geantwoord.
Wat de glossy betreft: het is origineel om cabaretier Freek de Jonge zijn mening over Calvijn te vragen, maar de relevantie daarvan is op voorhand beperkt. De Jonge heeft nooit blijk gegeven van veel affiniteit met het calvinisme. Integendeel. Liever neemt hij orthodoxe christenen en hun geloof op de korrel. We hoeven dus van hem niet te verwachten dat hij karikaturen rond de reformator zal proberen te slechten.
Toch hebben de op het grote publiek gerichte Calvijnactiviteiten wel degelijk hun waarde. Ze stimuleren hopelijk om kennis te maken met de boeken van de reformator zelf. De lezer kijkt Calvijn dan recht in het hart en dat is nog steeds de beste manier om erachter te komen wat iemand werkelijk bewoog.
De vele Calvijnactiviteiten houden ook een spiegel voor aan de geestelijke nazaten van de Geneefse reformator. Hebben calvinisten zelf het rechte zicht op wat hun grote voorganger leerde? In hoeverre zijn zij in hun theologische opvattingen nog steeds werkelijk calvinistisch? Waarom is er juist in reformatorische kerken terughoudendheid om preken van Calvijn in de zondagse diensten te lezen? Het antwoord op die vragen kon de C-factor van calvinisten wel eens naar beneden drukken.