Voor Zijn Naam gestorven
Extremistische moslims vermoordden in oktober 2007 de enige christelijke boekverkoper in Gaza-stad, Rami Ayyad. De politie begon officieel een onderzoek, maar sloot de zaak al snel omdat de daders onvindbaar zouden zijn. De Hamasbeweging ontkende elke betrokkenheid, maar daar gelooft weduwe Pauline niet zo veel van. „Ik ben er zeker van dat zij weten wie het heeft gedaan.”
Pauline Ayyad bewoont sinds de Kerstdagen een flatje in Bethlehem. Een bescheiden appartement, vier hoog. De kamer is kaal. Een paar kleden, een versleten bankstel, een straalkacheltje. Op de vloer ligt speelgoed verspreid van de drie kinderen. Vanuit het raam aan de achterkant zijn in de verte de kale heuvels van Judea zichtbaar.De sobere inrichting heeft een reden. Pauline Ayyad is niet uit vrije wil in Bethlehem gaan wonen. Op tweede kerstdag kwam ze vanuit Gaza in de geboortestad van Jezus aan om daar het kerstfeest te vieren. Een dag later brak de oorlog in de Gazastrook uit. Niemand mag het gebied meer in of uit, dus bleef de Palestijnse weduwe noodgedwongen in het stadje op de Westelijke Jordaanoever.
De rest van haar familie verblijft in Gaza-stad, die nog altijd zwaar onder vuur ligt. Pauline volgt het nieuws dan ook op de voet. „Ik zit bijna de hele dag aan de televisie gekluisterd”, vertelt ze, terwijl ze haar dochtertje op schoot trekt. „Twee uur geleden heb ik nog met mijn vader gebeld. Ze hebben het erg moeilijk daar. Er wordt voortdurend geschoten en er vallen bommen. Maar ze zien niets. Dat maakt het zo beangstigend. En ik zit hier op afstand voortdurend in onzekerheid over hun lot. Het houdt je de hele dag bezig; je gedachten staan geen moment stil. De nachten breng ik vaak biddend door.”
Griezelige nauwkeurigheid
Ook de humanitaire situatie is nijpend, zegt Pauline Ayyad. „Er is nauwelijks brood en water. Er komt ook steeds minder geld, want alle banken in Gaza zijn gesloten omdat ze geen fondsen van buitenaf meer binnen krijgen. De bevolking moet de grootst mogelijke moeite doen om aan eten te komen. Om over de situatie in de ziekenhuizen nog maar te zwijgen.”
Als de oorlog voorbij is, wil Pauline terug naar Gaza-stad, maar wel onder voorwaarde dat de Palestijnse Autoriteit haar gezag in het gebied herstelt. Dat zou de weg vrijmaken voor het heropenen van de moordzaak van haar man.
Op 7 oktober 2007 maakten islamistische terroristen een einde aan het leven van de eigenaar van de christelijke boekhandel in Gaza-stad. De laatste dagen uit het leven van haar echtgenoot staan Pauline nog helder voor de geest. Met bijna griezelige nauwkeurigheid doet ze verslag van deze zwarte periode uit haar leven.
„Op donderdag 4 oktober verliet Rami het Bijbelgenootschap in Gaza. Hij zag dat een auto hem volgde, helemaal tot aan ons huis. Drie bebaarde mannen staarden naar hem. Toen ze merkten dat Rami hen in de gaten had, reden ze weg. Toen mijn man eenmaal binnen was, kwamen ze terug. Dat zagen we vanuit het raam.”
De dag daarop ontving Rami Ayyad een telefoontje van een onbekende beller. Op boze toon vroeg de boekhandelaar wat ze van hem wilden, waarop de verbinding werd verbroken.
„Hij heeft niets tegen ons gezegd over dat gesprek”, aldus Pauline. „Wij hoorden achteraf van de directeur van het Bijbelgenootschap, tegen wie hij het wél had verteld, dat ze hem hadden bedreigd. Hij wilde ons niet bang maken.”
Trieste taak
„Op zaterdag, dus weer een dag later, belde ik mijn man ’s middags om tien voor halfvijf op om te vragen waar hij bleef. Hij ging altijd om vier uur naar huis, dus hij had er allang moeten zijn. Hij antwoordde dat het nog wel een tijd kon duren. Hij was toen al ontvoerd, maar dat vertelde hij niet. Ik voelde dat er iets niet in orde was en heb direct zijn broer gebeld. Toen die Rami aan de lijn kreeg, zei mijn echtgenoot dat hij met een onbekende groep in een auto zat. Op het moment dat Rami een poging deed om uit te leggen waar hij was, werd de verbinding verbroken.”
Niet lang daarna zou Pauline haar man voor het laatst spreken. „Om kwart over zes belde hij me zelf op. Ik vroeg hem: „Waar ben je toch?” Hij zei alleen maar dat hij heel ver weg was en dat het heel lang zou duren voordat hij terug zou zijn.”
Op dat moment sloeg de paniek in alle hevigheid toe, herinnert Pauline zich. „Alle leden van onze kerk en van de familie zijn direct gaan zoeken. Degenen die niet konden, hebben gebeden. De hele nacht lang. We zijn alle politiebureaus en ziekenhuizen af geweest. We weten helaas ook uit ervaring waar de plaatsen zijn waar dergelijke groeperingen in het verleden christenen hebben vermoord. Zondagmorgen om halfzes hoorde ik het slechte nieuws. Mijn man was gevonden op een afgelegen plek in Gaza.”
Pauline nam de trieste taak op zich haar man te identificeren. „Hij was van achteren neergeschoten. Een kogel in zijn hoofd en een in zijn rug. Uit het onderzoek bleek dat hij van zeer dichtbij was geraakt”, zegt de weduwe, terwijl ze haar vingers slechts enkele centimeters uit elkaar houdt.
„Ik kreeg een foto mee die gemaakt is op het moment dat ze hem vonden. Die heb ik nog steeds.”
Bloedwraak
Over de gevoelens die de dood van haar man bij haar losmaakten, wil Pauline Ayyad niet al te veel kwijt. „Natuurlijk ben ik bedroefd. Maar ik weet ook dat extremisten regelmatig christenen dwingen hun geloof af te zweren. Rami heeft Jezus niet verloochend, anders hadden ze hem niet doodgeschoten. Hij is voor Zijn Naam gestorven.”
Gevoelens van bloedwraak, die in sommige islamitische landen een grote rol spelen, heeft de Palestijnse niet. „God heeft het zo beschikt. Hij wist dat Rami dit zou overkomen. Maar Hij zal ook eenmaal gerechtigheid oefenen met de daders.”
Wie de daders zijn, is tot op de dag van vandaag onduidelijk. De Hamaspolitie begon weliswaar een onderzoek naar de moord op Rami Ayyad, maar zette de zaak niet door. Pauline: „Rami’s broer heeft nota bene een beschrijving van de auto van de ontvoerders gegeven. Hij had een rode nummerplaat, een kleur die alleen voor overheidswagens bestemd is. Hamas ontkent echter dat zij voor de dood van mijn man verantwoordelijk is. Maar ik ben er zeker van dat zij weten wie het heeft gedaan.”
Ondanks deze tragedie bleef Pauline Ayyad in Gaza, hoewel veel christenen na de moord het gebied ontvluchtten. „Ik heb een maand in Bethlehem doorgebracht om het verlies te verwerken. Daarna ben ik teruggegaan. Ik was niet bang voor mezelf; wel voor de toekomst van mijn kinderen. Ik houd van Gaza.”
Inmiddels is de situatie in Gaza nog verder verslechterd. Honderden christenen zijn ook het afgelopen jaar naar de Westelijke Jordaanoever of naar het buitenland vertrokken. Pauline: „De meeste leden van mijn kerk zijn er niet meer. Er is nauwelijks nog van een spiritueel klimaat in de gemeente sprake. Als ik ooit terug kan, hoop ik dat de kerk weer kan worden opgebouwd. Anders heb ik er geestelijk niet zo veel meer te zoeken.”
Bidden om goede politiemannen
Hij vluchtte ruim een jaar geleden uit Gaza na een serie doodsbedreigingen. Een deel van zijn familie bleef achter en lijdt nu onder het oorlogsgeweld. Theologiestudent Elias Najjar: „Ze bellen me elke avond om met hen te bidden.”
Elias Najjar glipt even tussen de lessen aan de Palestinian Bible Society in Bethlehem uit voor een gesprek. De 28 jarige Palestijn volgt een opleiding tot voorganger. „Mijn wens is om predikant in de baptistengemeente in Gaza stad te worden. Ik smeek God elke dag of we kunnen terugkeren.”
Kort na de moord op de christelijke boekhandelaar Rami Ayyad, in oktober 2007, vluchtte Elias met vrouw en kinderen naar Bethlehem. Dat deed hij niet zomaar. „Ik studeerde aan het Bible College in Gaza. Dat is twee keer door een bomaanslag getroffen. Op een dag kreeg mijn vader een telefoontje: als uw zoons naar de opleiding terugkeren, zullen we hen opblazen. Toen hebben we besloten weg te gaan.”
Aanvankelijk kreeg het gezin Najjar geen toestemming van de Israëlische overheid om Gaza te verlaten – „om veiligheidsredenen.” Na een maand stond plotseling het licht op groen. Ze vestigden zich in Bethlehem, de enige plek waar ze terechtkonden. „We mogen niet naar andere plaatsen op de Westelijke Jordaanoever. Door de oorlog kunnen we ook niet terug naar Gaza. We zitten feitelijk gevangen in Bethlehem.”
Elias volgt het verloop van de strijd in de Gazastrook op de voet. Doordat zijn familie in Gaza het merendeel van de tijd niet over elektriciteit beschikt, komen de nieuwsberichten ook niet tot hen. „Als er ergens een grote explosie is, bellen ze mij op om te vragen wat er aan de hand is. Er is ook vaak geen water. Mijn vriend belde gisteren dat hij vier keer achter elkaar had gedoucht, zo blij was hij dat hij even stromend water had.”
Goede politiemannen
Vooral de christenen in Gaza hebben het momenteel erg moeilijk, betoogt Elias Najjar. „Zij liggen onder vuur én hebben te lijden onder het regime van Hamas. Mijn dochter was bang toen ze in Bethlehem een politieman of een soldaat zag. Ik vertelde haar dat er ook goede agenten bestaan en ging samen met haar die man een hand geven. Nu bidt ze elke avond of we naar Gaza mogen terugkeren en of er dan goede politiemannen mogen zijn.”
De situatie is voor christenen in Gaza wel anders geweest dan nu het geval is, herinnert de Palestijnse student zich. „Voordat Hamas aan de macht was, werden we door onze islamitische buren gerespecteerd en hadden we een goede verstandhouding. Toen Hamas kwam, begonnen de aanslagen op christenen. En ook de algehele levensstandaard in Gaza ging drastisch naar beneden. Gaza was voor die tijd een goede plaats om te wonen. Alleen als er een Israëlische blokkade was, hadden we tekorten.”
Toch wil Najjar de schuld van de huidige oorlog niet alleen bij Hamas leggen. „Ik moet niets van Hamas hebben, laat dat duidelijk zijn. Hamas is een ramp voor christenen. Beide partijen in het conflict denken de oplossing in oorlog te zoeken. Maar de oplossing voor dit conflict ligt niet in wapens. Oorlog is altijd de slechtste optie, omdat die ten koste van de bevolking gaat.”
Vredeland
Hoe kijk je als christen tegen de dieper liggende oorzaken van het conflict tussen Israël en de Palestijnen aan, met name als het gaat om de landbelofte aan de Joden uit het Oude Testament?
„Er zijn verschillende opvattingen over het begrip uitverkoren volk. Het gaat erom dat wij persoonlijk bij het volk van God behoren. Daarin is geen onderscheid tussen Joden en niet Joden. Land vind ik ondergeschikt. Elk menselijk schepsel is hier op aarde op doorreis. Op een dag zullen we dit leven uit moeten en een nieuw land beërven. Dat zal het ware vredeland zijn.”