Verzetsvrouwen boden thuis aan NSB-kinderen
AMSTERDAM – Tienduizenden NSB-kinderen wier ouders na de oorlog gevangen werden genomen, zijn vooral door vrouwen uit het verzet opgevangen, zo bleek dinsdag in een lezing in Amsterdam. „Ze wilden niet dat de haat uit de oorlog na de Bevrijding zou doorgaan.”
Dat zei onderzoekster dr. Ismee Tames dinsdag tijdens een lezing in het Verzetsmuseum Amsterdam. Zij doet voor het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) onderzoek naar de behandeling van NSB-kinderen tijdens en na de Bevrijding.Een groot aantal kinderen van collaborateurs kwam in die tijd van de ene op de andere dag 
alleen te staan, aldus Tames. „Dit omdat vader en moeder werden opgepakt. En in de chaos van de meidagen was er nauwelijks aandacht voor hen. Iedereen moest het eigen hoofd boven water houden.”
Het militaire gezag, dat rond de Bevrijding tijdelijk de overheid verving, stelde daarom speciale commissarissen en inspectrices aan die per provincie het probleem van de verweesde NSB-kinderen moesten oplossen. Merkwaardig genoeg bestond een groot deel van deze inspectrices uit vrouwen afkomstig uit het verzet.
Hoewel er weinig bekend is over deze inspectrices, kwam Tames over drie van hen meer te weten. Marie Kamphuis en Jo Boer waren beiden actief in de opvang in Drenthe. Daar bevonden zich veel van deze kinderen, doordat NSB’ers uit het westen op dolle dinsdag naar het noorden waren gevlucht. Een andere inspectrice was Vica Taselaar, die tijdens de oorlog nog in Kamp Vught zat wegens verzetsactiviteiten.
Uit de memoires blijkt dat de drie zich vaak moesten verdedigen vanwege het feit dat ze voor het lot van de NSB-kinderen opkwamen. Tames: „Maar ze wilden niet dat de haat na de oorlog zou doorgaan.” Of, zoals Marie Kamphuis schreef: „We hadden gestreden voor een humane en rechtvaardige samenleving, gebaseerd op naastenliefde.”
Bovendien hadden juist verzetsvrouwen vaak een goed netwerk, door hun activiteiten. Tames: „En het waren vrouwen met daadkracht.”
Gemakkelijk was het leven voor deze groep kinderen bepaald niet, zo bleek uit later onderzoek. Tames: „Groepen kinderen waren, soms met enkele moeders, op eigen houtje door mensen van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) geïnterneerd.”
Foto’s uit die tijd bewijzen dat. Zoals die van een NSB’er die wordt opgepakt door een BS-groep. De eerste foto laat de gearresteerde man zien. Een tweede toont een trotse BS’er die, stengun over de schouder, diens kind op de arm heeft. Moeder was er kennelijk niet, en het kind ging naar een geïmproviseerde opvang.
De eerste opvang hield soms niet meer in dan een ruimte met wat stro, waar men dag en nacht werd bewaakt. „Ondervoeding, straf, slaag, treiteringen en vernedering” waren er aan de orde, mede doordat de leid(st)ers slecht werden betaald. Een ouder onderzoek maakt ook melding van kinderen die in constante angst voor seksueel misbruik leefden. Uit rapporten blijkt dat de eerste verbetering die de inspectrices konden bewerkstelligen het regelen van bestek was.
In de tweede helft van 1945 komt er meer begrip voor de duizenden NSB-kinderen zonder opvang. In kranten duiken verhalen op over hun lot, met een roep om pleeggezinnen. In het begin van 1946 heeft een groot deel van de kinderen een plekje bij mensen thuis gekregen, 15.000 in totaal. Vermoedelijk was het totaalaantal ontheemde NSB-kinderen vele malen groter. In 1948 werden de laatste kinderen met hun ouders herenigd.
Uiteraard was niet iedere Nederlander positief over de opvang van de NSB-kinderen. Dat bleek uit twee ingezonden brieven die Tames in verzetsblad Vrij Nederland aantrof. „Overdreven”, meent een schrijver, die verder vindt dat „deze kinderen maar naar hun vrienden in Duitsland moesten worden gestuurd.” Een ander oppert „verscheping naar de koloniën.”
Zie ook www.erfenissenvancollaboratie.nl.