Geweld niet altijd te vermijden
Het kwade overwinnen door goed te doen is een christelijk principe. Het is echter niet zomaar toepasbaar in de internationale politiek, reageert Nico van der Voet op het opinieartikel ”Doorbreek de mythe van geweld” van Ludo Hekman en Karel Smouter (RD van zaterdag 10 januari 2009).
Een kern van de ethiek van het Nieuwe Testament is: „Wordt van het kwade niet overwonnen, maar overwint het kwade door het goede” (Rom. 12:21). We mogen het kwaad niet accepteren. We gaan vechten. We hebben echter slechts één wapen: het goede.Bij Paulus is dat synoniem met liefhebben. Dus is de uitdaging voor de christen dat hij het kwade te lijf gaat met het wapen van creatieve liefde. Daarmee wordt de spiraal doorbroken van kwaad dat met kwaad bestreden wordt, van wraak over en weer.
Ludo Hekman en Karel Smouter willen deze gedachte toepassen op het conflict tussen Israël en Hamas. Ze verwijzen daarbij naar het beeld dat Paulus gebruikt van het stapelen van gloeiende kolen op het hoofd van de vijand (Rom. 12:20). Israël kan beter brood in plaats van bommen over de Gazastrook uitstorten, is hun suggestie.
Gaat wat Paulus zegt ook op in de internationale politiek? Het gaat in Romeinen 12 in de eerste plaats over het persoonlijk gedrag van christenen tegenover elkaar. Als zij Christus hebben leren kennen, moet dat zichtbaar worden in hun doen en laten.
Wat dat betreft hebben wij onze handen al vol. Wat een gekrakeel is er in huwelijken, gezinnen, families, klaslokalen, christelijke gemeenten! Mensen vallen elkaar aan met allerlei wapens, maar dikwijls niet met het wapen van de liefde. Wie heeft al eens iemand met wie hij niet kan opschieten uitgenodigd op de maaltijd, zoals Paulus aanbeveelt in Romeinen 12:20?
Jeugdwerk
Het principe van het overwinnen van kwaad door goed te doen kan ook toegepast worden in grotere verbanden. Christelijke politiek mag het als uitdaging zien om zo problemen in de samenleving de baas te worden. Dat gebeurt ook al, ook door niet christenen. Blijkbaar is de christelijke ethiek op dit punt ingedaald in de westerse cultuur.
Overheden kunnen criminele Antilliaanse jongeren hard aanpakken. Ze beseffen dat als er niet ook de zachte aanpak is van goed jeugdwerk, het kwade niet overwonnen wordt. Je kunt drugsteelt in Afghanistan bestrijden door papavervelden te vernietigen, maar ook door andere gewassen te leren verbouwen.
Gaat dit principe ook op tussen volken die elkaars vijanden zijn? Hekman en Smouter suggereren dat Israël daar toch eens aan zou moeten denken. Het zou kunnen dat Israël humanitair en politiek te weinig goed doet aan Palestijnen. Dat kan ik niet beoordelen. Er gebeurt in ieder geval wel iets. In de zes maanden van het bestand in 2008 heeft Israël volgens de Israëlnieuwsbrief van het CIDI (januari 2009) 14.000 vrachtwagens met voedsel en goederen toegelaten in Gaza en het gebied van 70 procent van de energie voorzien.
Waarom breekt er dan toch weer een oorlog uit? Hebben die vrachtwagens en hulp bij de energievoorziening Hamas dan niet tot andere gedachten gebracht, zodat er geen raketten meer richting Israël gaan? Blijkbaar niet.
Fanaticus
Er zijn beperkingen aan het principe van kwaad overwinnen door goed te doen. Ik noem er een paar.
Individueel kan ik ervoor kiezen om goed te blijven doen, terwijl de ander kwaad blijft doen. Dat kan mij uiteindelijk het leven kosten. Een overheid mag dat nooit doen. Die kan niet levens van eigen burgers opofferen om goed te blijven doen voor de vijand. De overheid moet haar eigen burgers beschermen en als goed doen wel geprobeerd is, maar niet werkt, desnoods geweld gebruiken tegenover het kwade.
Goed doen tegenover de vijand werkt niet als de vijand een fanaticus is. Een fanaticus draait de werkelijkheid altijd om. Goed doen wordt uitgelegd als een zwaktebod. Of de fanaticus ziet achter de goede hulp een complot om hem in de val te laten lopen, of hij gaat liever dood dan dat hij brood eet dat zijn vijand hem aanreikt.
Goed doen aan de vijand mag niet leiden tot het in stand houden van ongerechtigheid. Vrienden proberen te worden met de vijand, zou ertoe kunnen leiden dat het onrecht dat de vijand doet, bijvoorbeeld tegenover het eigen volk, stilzwijgend geaccepteerd wordt. Dit is een heikel punt in het buitenlands beleid tegenover dictatoriale regimes.
Paulus’ woorden zijn het eenvoudigst toe te passen op kleine schaal en op de korte termijn. Door een kind nu te helpen in plaats van boos te worden, neem ik de angel uit zijn verzet. Waarmee wordt echter een land met een wreed regime het best geholpen op de lange termijn? Met voedselhulp of met een blokkade waardoor het volk van honger in opstand komt en het regime verdrijft? Of moet het regime juist van buitenaf bestookt worden met bommen? Wat is ’goed’? Wat is uiteindelijk het meest liefdevol?
Ik wil maar zeggen: Zelfs als de mythe van geweld in hoofden en harten van mensen doorbroken wordt -om die bekering vraagt Paulus- is het nog niet eenvoudig om dat toe te passen in onze verscheurde werkelijkheid.
De auteur is docent ethiek en pastoraat aan de Christelijke Hogeschool Ede.