Oproep
De rijke man en de arme Lazarus
Lukas 16:19-25Ei, kom, wie gij ook bent. Zo lief uw aller zaligheid mij is, ik bid u van Christus’ wege: Stel uw bekering toch niet langer uit. De tijd is kort en het uur onzeker. Gedenk deze dag, het zou de laatste kunnen wezen. U moet u haastig bekeren, omdat u nu nog leeft onder Gods ontferming, onder het aanbod van genade. U moet u bekeren eer de deur wordt toegesloten en God u zou kunnen brengen onder het oordeel van de verharding. Hij zou u de genademiddelen kunnen afnemen, of het gezond verstand. Of dat u geen gebruik meer van de middelen zou kunnen maken.
Zoek dan de Heere terwijl Hij te vinden is. Of, zo u uw verstand behoudt, wat hoop hebt u dat God u op uw ziekbed, of in de uur van de dood bekeren zal? Is het daarom dat Hij de moordenaar aan het kruis genadig was, die als met de laatste doodsnik bekeerd werd en zo als van de ingang van de hel in de hemel overstapte? Meent u dat God aanstonds zo gereed zal staan om naar u te horen als u op uw ziekbed tot Hem roept dat u zo lange tijd niet naar Hem hebt willen horen? Meent u dan dat een enkele schreeuw om genade, „Heere gedenk mijner”, genoeg zal wezen? Dat terwijl God u zo lange tijd achterna heeft geroepen. O, daar gaat dan het leven heen en de ziel naar het eeuwig verderf.
Johannes Barueth, predikant te Dordrecht
(”De predikende en wonderdoende Christus”, 1754)