Kerk & religie

„Predikant moet in de leer bij Augustinus”

Een sterk punt van de preken van Augustinus is het dialogische karakter ervan, vindt ds. H. J. Lam uit Ridderkerk. „Wie niet bij de bisschop van Hippo in de leer gaat, dient zichzelf de gang naar de cathedra te ontzeggen.”

Van een medewerker
8 January 2009 10:11Gewijzigd op 14 November 2020 07:02
DOORN – Op Hydepark in Doorn zijn dezer dagen de predikanten van de Gereformeerde Bond bijeen voor de jaarlijkse contio. Woensdag stond Calvijn centraal in een causerie door prof. dr. G. J. Schutte en een lezing door dr. W. H. Th. Moehn. Donderdag, de slo
DOORN – Op Hydepark in Doorn zijn dezer dagen de predikanten van de Gereformeerde Bond bijeen voor de jaarlijkse contio. Woensdag stond Calvijn centraal in een causerie door prof. dr. G. J. Schutte en een lezing door dr. W. H. Th. Moehn. Donderdag, de slo

De voorzitter van de Gereformeerde Bond zei dit woensdag tijdens de opening van de jaarlijkse predikantencontio in Doorn. De tweedaagse contio op Hydepark trok het maximale aantal van 120 bezoekers.Ds. Lam sprak in zijn openingswoord over de kerkvader Augustinus. Hij zei onder de indruk te zijn geraakt van diens preken. De kerkvader is voortdurend met de kerkgangers in gesprek. „Dát is het wat homiletisch gezien zijn preken zo sterk maakt. Wellicht dat wij ons daar ook meer op moeten toeleggen: de dialogische opbouw van onze verkondiging.”

Ds. Lam relativeerde de waarde van de welsprekendheid, maar stelde toch dat „wie in dezen niet bij de bisschop van Hippo in de leer gaat, zichzelf de gang naar de cathedra dient te ontzeggen.”

Hij brak ook een lans voor een gezonde allegorese, die Augustinus zo vaak toepaste tijdens zijn preken. „Kunnen vijftien eeuwen zinnebeeldige exegese zomaar aan de kant geschoven worden? Zouden onze platte tijd en onze tweedimensionale geloofsbeleving niet geholpen zijn met de gedachtegang achter de allegorese? De geestelijke zin wil onze ziel omhoogtrekken naar de aanschouwing Gods.”

Het symbool en de letter zijn voor Augustinus „tekenachtige middelen die een hogere werkelijkheid oproepen en zorgen voor de aanraking Gods”, aldus de predikant. „Het is een feit dat al wat ons op allegorische wijze verkondigd wordt, warmer aandoet, dieper ontroert en meer ontzag wekt dan wanneer het open en bloot zo direct mogelijk gezegd wordt. Waar het vooral om gaat, is dat de geestelijke zin het liefdesvuur wil voeden en aanblazen.”

Allegoriserende prediking moet volgens ds. Lam wel uit de buurt blijven van egocentrische en egoïstische zelfverwerkelijking. „Dat is onzuivere mystiek.”

Calvinistisch
Prof. dr. G. J. Schutte, emeritus hoogleraar geschiedenis van het Nederlands protestantisme aan de VU, stelde in een causerie dat Nederland nooit een echt calvinistisch land is geweest. Dat was volgens hem hooguit het geval in het begin van de negentiende eeuw. In 1809, na twee eeuwen gereformeerde prediking, catechese en onderwijs, rekende slechts 55 procent van de Nederlandse bevolking zich tot de Gereformeerde Kerk. In de eeuwen daarvoor zal het percentage kleiner geweest zijn. Vanaf het midden van die eeuw drukte de opkomst van het rooms-katholicisme het percentage calvinisten, later de ontkerkelijking.

Prof. Schutte stelde dat het er in de zeventiende en achttiende eeuw vaak niet zo best gesteld was met hen die wel calvinist waren. „Mannen haalden het mes bij een vechtpartij snel uit de schede, vrouwen waren echte haaibaaien en de kermis vond plaats na de preek.” Het feit dat de nadere reformatoren het land wilden reformeren, betekende dat er nog veel te doen was. Het beeld van het calvinistische Nederland is volgens de emeritus hoogleraar in de negentiende eeuw ontstaan, toen men Nederland het Israël van het Westen ging noemen. „Het idee van een gereformeerde staat paste bij het nationalistische streven om van ons land een eenheid te maken. Abraham Kuyper was een van degenen die het verleden idealiseerden. De beeldvorming had zo veel succes, dat iedereen ging geloven wat Kuyper en anderen zeiden”, aldus prof. Schutte.

Hij meent dat zijn beeldenstorm ruimte geeft om onjuiste negentiende-eeuwse elementen uit de calvinistische traditie te halen. Een van die elementen is dat het calvinisme sober en somber zou zijn. „Bovendien zijn niet al Calvijns wetten altijddurend”, voegde hij eraan toe. Hij wil terug naar de werkelijke boodschap van Calvijn. De reformator had, aldus prof. Schutte, een blijde boodschap om God te dienen en vroom te leven.

Niet bevindelijk
Dr. W. H. Th. Moehn, hervormd predikant te Oldebroek, refereerde over de prediking van Calvijn in Genève. Hij haalde prof. dr. J. A. C. van Leeuwen aan, die in 1918 constateerde dat de onderwerpelijke prediking, die ook in Gereformeerde Bondskringen gevonden werd, beangstigt. Dr. Moehn zei dat er bij Calvijn geen sprake was van een beangstigen van de toehoorders. „Calvijn onderscheidt wet en Evangelie, maar trekt die niet uit elkaar. De vertroosting blijft niet beperkt tot een kleine groep, want de hervormer spreekt steeds in de eerste persoon meervoud.”

„Als er een zondaar bij Calvijn kwam, vroeg de reformator niet of het wel waar was wat de ander zei, maar hij aanvaardde het getuigenis”, reageerde Calvijnkenner dr. M. A. van den Berg. Volgens de predikant uit Zoetermeer is Calvijn, bezien vanuit de bevindelijk gereformeerde traditie, niet bevindelijk. „Calvijn gaat niet in op allerlei gestalten, maar bij hem gaat het helemaal om het Woord. Hij heeft in zijn werken genoeg warme, bevindelijke passages, maar die zijn bestemd voor degenen die het hebben en niet voor de bekommerden en twijfelaars.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer