Een blad met rammelend porselein
Lakei Van der Pool sprong in de houding: de koningin kwam voorbij. Ze gaf hem echter een standje: zulke fratsen moest hij in haar huis niet uithalen.
Koningin Juliana wilde heel gewoon zijn, herinnert W. van der Pool zich uit het jaar dat hij in de hofhouding werkte. Dit jaar is het een eeuw geleden dat de vorstin geboren werd, en vijf jaar geleden dat ze overleed. Will van der Pool was 18 jaar toen hij in 1969 in koninklijke dienst kwam. Na een jaar hield hij het voor gezien.Zijn sollicitatie kwam voort uit zijn hobby. Knipsels, bekers, hij verzamelde alles wat met het koningshuis te maken had. In de krant las hij over het personeelstekort in de hofhouding. „Ik woonde in een jongenshuis in Schiedam. Voordat ik benoemd werd, kwamen er wel even een paar mensen informeren naar mijn achtergrond.”
Hij had „geen idee” wat hij van het werk kon verwachten. „Uit boeken heb je een soort sprookjesbeeld van de koninklijke hofhouding. Vandaar dat ik in de houding sprong. Het ging er echter heel gewoon aan toe. In het dagelijks leven zei ik „mevrouw” tegen de koningin. Alleen als er hooggeplaatste mensen op bezoek waren, zei ik „majesteit.” Ze bleef wel ”u” tegen me zeggen, hoe jong ik ook was.”
Elke maand werkte de lakei een week op Soestdijk, de overige weken in Den Haag. „Soms moest ik naar Amsterdam, als er buitenlandse staatshoofden werden ontvangen. Ik heb ook weleens op Drakensteyn gewerkt, waar prinses Beatrix toen woonde.”
Het werk was gevarieerd. „Van honden uitlaten tot tafeldienaar zijn. We deden al het werk met z’n vieren: een huismeester, een kamerdienaar en twee lakeien. In Den Haag had ik zilverdienst -de hele week zilver poetsen-, binnenbodedienst, portierdienst. De eerste ’hoge’ die ik koffie moest geven, was minister van staat Beel. Dat was met een blad rammelend porselein. Dat kwam door de zenuwen. Premier De Jong kwam soms samen met minister Luns op bezoek: klein duimpje en de reus.
Als ik van maandag tot maandag op Soestdijk was, had ik er een slaapkamer in de Soestervleugel. Daar was ook een appartement voor prinses Irene, die vrij vaak naar Nederland kwam. Prinses Christina zat vaak in een huisje in het park van Soestdijk; daar bracht ik boodschappen naartoe.”
Met koningin Juliana had Van der Pool regelmatig persoonlijk contact. „Prins Bernhard was afstandelijker. Koningin en prins waren overigens weinig samen. Alleen bij de maaltijden zagen ze elkaar.”
Van der Pool deed dienst toen de prinsen Constantijn en Bernhard gedoopt werden. Een hoogtepunt was ook de komst van president Heinemann, het eerste bezoek van een Duits staatshoofd sinds de Tweede Wereldoorlog.
De lakei hield het na een jaar voor gezien. „Ik vond de regels te streng. In Den Haag liep ik eens in vrijetijdskleding op het Noordeinde. De hofmaarschalk die ik tegenkwam, riep me de volgende dag op het matje. Vanaf Soestdijk ging ik in mijn vrije tijd wel eens uit, naar Amsterdam. Vervolgens hoorde ik dat de paleisrecherche bij mijn ouders was geweest om te vragen wat ik in Amsterdam deed. Ik kreeg het idee dat iedereen me in de gaten hield. Bovendien ontstonden er spanningen thuis omdat mijn vader vond dat ik kapsones kreeg. Daarom ben ik weggegaan. Ik werd ziekenverzorgende, en dat ben ik nog steeds.”
Twee jaar geleden kwam hij voor het eerst terug op Soestdijk. „Heel vreemd, zo’n leeg huis. Het deed me wel wat.” Een Oranjefan is hij gebleven. „Elke Prinsjesdag zit ik ’s morgens om zeven uur al langs de route.”
Dit is aflevering twee van een zesdelige serie over thema’s die dit jaar centraal staan.