Een onbegrepene, een zoekend mens
Titel:
”Nochtans. Werk en leven van ds. J. J. Poort”
Auteur: Cees Hoogendoorn
Uitgeverij: De Groot Goudriaan, Kampen, 2002
ISBN 90 6140 829 6
Pagina’s: 332
Prijs: € 24,90. ”Nochtans”. Dat was de titel van het boekje dat ds. J. J. Poort bij zijn veertigjarig predikantenjubileum liet drukken voor zijn ”bijzonderste vrienden”. De inhoud bestond uit zestig door ds. Poort opgetekende uitspraken. „Positief denken kan ik alleen ten aanzien van Christus.” Dat was er een van de zestig. „Ds. Poort was voor alles getuige van Christus”, zegt de auteur van de biografie van ds. Poort, die deze week in de boekwinkel ligt. De titel is opnieuw ”Nochtans”.
De schrijver van het boek ”Nochtans. Werk en leven van ds. J. J. Poort” is Cees Hoogendoorn, gepensioneerd bestuurder van een academisch ziekenhuis. Over zijn motivatie om een lijvige biografie over ds. Poort te schrijven, zegt hij: „In de jaren zestig beluisterde ik ds. Poort voor het eerst. Ik was student in Utrecht en ging doordeweeks soms naar de diensten in de Marnixzaal. En daar kwam ook ds. Poort wel eens. Die man bleek heilsordelijke antwoorden te geven op de vragen waar ik mee liep. Ook gaf hij een geestelijke bedding aan de actuele vraagstukken van iedere dag. Sedertdien is deze man mij blijven boeien.”
Geen verering? „Dat was absoluut niet de beweegreden”, zegt Hoogendoorn. „Als dit boek als zodanig uitgelegd zou worden, dan heb ik kennelijk mijn doel gemist. Ds. Poort had zo zijn zwakke kanten. Ook hij faalde wel eens. Hij liep soms tegen beter weten in op een wat naïeve manier voor de muziek uit. Dat staat ook allemaal in ”Nochtans”.”
Boodschap
Ds. Poort was de bewogen prediker die door drang van Hogerhand gewillig gemaakt was om de boodschap van het heil te brengen, omschrijft Hoogendoorn. „Dat wilde hij graag, de boodschap van Jezus Christus brengen, heil voor verloren zondaren. Hij was een begaafd predikant, maar weinig mensen weten dat hij niet zelden onder veel strijd de trap van de preekstoel beklom, en dat hij na afloop van een dienst vaak terneergeslagen was. Dan leefde het bij hem: Kon ik deze dienst maar overdoen.”
Dat was voor ds. Poort een doorn in zijn vlees, zegt de Streefkerkse auteur. „Hij die altijd volle kerken trok, die overal gevraagd werd om te spreken, wiens boeken zo gretig aftrek vonden, diezelfde man was vaak erg onzeker, soms erg eenzaam ook, depressief zelfs. Hij tobde veel met zijn eigen ik. Goedbeschouwd was hij ontzettend kwetsbaar. Dat heeft hem, volgens mij, ervoor bewaard om met al zijn talenten een hoogmoedig mens te worden, om de gevierde prediker te zijn. Poort was in zeker opzicht een onbegrepene, een dwalende, een zoekend mens.”
Het is mij niet gegaan om het privé-leven van deze predikant, zegt Hoogendoorn. „Het ging mij erom wat hem dreef. Wat waren zijn drijfveren? Daarom luidt de ondertitel van het boek ook: ”Werk en leven van ds. J. J. Poort”. In die volgorde. Werk en leven. Zijn werk heeft voor veel mensen zo veel betekend, dat het de moeite waard is om dat nog eens voor het voetlicht te halen. Ik zou me ervoor geschaamd hebben als deze biografie een aaneenrijging van feitjes en fotootjes was geworden. Het ging me om het vastleggen en behouden van de inhoudelijke kant van zijn dienstwerk.”
Bevinding
Ds. Poort overleed vijf jaar geleden, in 1997. Was het niet verstandig geweest om wat langer met zo’n boek te wachten? „Het zou in elk geval niet goed zijn geweest om er eerder mee te komen. Vijf jaar na iemands overlijden is voor mij wel het minimum. Zoiets moet eerst bezinken, moet eerst rijpen. Maar als je langer wacht, kan iemand ook in het vergeetboek raken en dat zou jammer zijn geweest.”
In de biografie wordt ds. Poort een voorstander van de bevindelijke beleving van het persoonlijke geloof genoemd. Wat was voor ds. Poort bevinding? „Hoe een mens zich leert kennen als het heilsordelijke werk van de Heere in zijn leven openbaar komt. Als een mens gaat zien en beleven dat Christus alles is. Ds. Poort kon zo benadrukken dat er aan de zijde van de mens niets te verwachten is. Bij ons is niets, wij zijn leeg, zei hij dan. Hij verwachtte alles van Boven. Daar lag zijn zekerheid, nooit in hemzelf. In dit opzicht kun je in het werk van ds. Poort een rode draad aanwijzen. De tekst van zijn proefpreek, over „Ik ben wel ellendig, maar de Heere denkt aan mij”, is de basis voor zijn werk gebleven. Er is verdieping opgetreden en de vormgeving is misschien wel wat veranderd, maar de kern bleef gelijk.”
Er is wel eens gezegd dat hij in zijn eerste jaren theologisch meer gewicht in de schaal legde dan aan het einde van zijn leven. „Wellicht komt dat door de indruk die zijn boekjes, soms een soort vlugschriftjes, hebben nagelaten. Van zijn prediking kun je dat in geen geval zeggen.”
EO en SGP
Ds. Poort had vrienden in allerlei kringen. Maar hij liet zich nergens bij indelen. „Hij was van harte Nederlands hervormd, maar kerkmuren vond hij niet zo belangrijk. Hij werd ook over kerkmuren heen uitgenodigd. Hij werd wel gerekend tot de Gereformeerde Bond, maar hij was daar echt geen lid van. Overal waar hij gevraagd werd, kwam hij. Hij sprak met evenveel verve voor een rooms-katholieke jonge werkgeversvereniging als voor protestantse plattelandsvrouwen.”
Met evenveel gemak kwam ds. Poort bij de NCRV en de EO als bij de SGP. „Als hij de boodschap van Jezus Christus maar mocht uitdragen. In woord en geschrift. Daarom werd hij ook reisleider. Hij liet zich niet in een bepaald vakje stoppen. Goedbeschouwd paste ds. Poort ook nergens in. Ook in dat opzicht had hij iets van een onbegrepene. Hij was op de kansel een geheid-gereformeerde prediker, iemand die voluit de tale Kanaäns sprak. Daarnaast schreef en sprak hij vrijmoedig over actuele onderwerpen uit het dagelijkse leven. Dat kon niet altijd iedereen begrijpen en waarderen.”
Een mens was hij, met een eigen karakteristiek, met zijn eigen onhebbelijkheden. „Publiciteit bijvoorbeeld vond hij schitterend. Was alles altijd even geslaagd? Nee. Heeft hij desondanks veel zegen op zijn werk gehad? Ja.”
Eenzijdig
Hoe zag ds. Poort zichzelf? Na het behalen van zijn doctoraalexamen, in 1996 (een jaar voor zijn overlijden), zegt hij: „Ik ben zéér eenzijdig, énigszins meer bekwaamd in een bepaald vakje. In 1000 opzichten ben ik helemáál niet geleerd. Ik weet van schroeven en moeren niets af; ik weet van biologie niets af en ook niet van computers. Ik weet van vrijwel níets iets af. Ik zei eens tegen mijn dochter Sifra: Weet je wel dat eigenlijk niemand doorheeft hoe dom ik ben? Weet u wat zij antwoordde? Ik weet het wel, paps, maar ik vertel het tegen niemand. Kostelijk, vindt u niet?”
Op 3 januari 1992 kreeg ds. Poort de boodschap dat hij ongeneeslijk ziek was. Een dubbele tumor in zijn hoofd. Inoperabel, zei de arts. Het dal is diep. Peillos diep. Hij denkt aan wat hij altijd tegen anderen zei: „Als God wegen wijst, zijn ze ook begaanbaar.” Nu moet hij proberen daar zelf bij te leven.
De ellenden, zo zei ds. Poort, richtten me te gronde, „mijn geloof, hoop en liefde incluis. Ik was een groot beest bij U, beleed Asaf. En ik belijd het met Hem. Maar reeds één vers verder, als ’t ware in één adem vervolgt Asaf: Gij hebt mijn rechterhand gevat. Wie overkomt dat? Dat beest! Dat grote beest! Zónder dat er van z’n spijt, z’n berouw sprake is! God vat uit louter genade de rechterhand van het beest. En dat doet Hij altijd. Geloof dat toch: Hij strekt altijd de hand uit naar een wederstrevig volk. Een ander volk bestaat op deze aarde niet.”
Ds. Poort stierf op 13 oktober 1997.