De Saambinder / De Saamwerker / De Waarheidsvriend
De Saambinder
Ds. A. Moerkerken schrijft voor de laatste maal als hoofdredacteur van De Saambinder (kerkelijk weekblad van de Gereformeerde Gemeenten) zijn kerkelijk jaaroverzicht. Hij besluit met een stukje over ”zorg en hoop”.„De grootste zorg baart de uitholling van binnenuit, waar alles aan lijdt. Dat knaagt als een kwaadaardig gezwel aan de hele gereformeerde gezindte - en het gaat onze gemeenten niet voorbij. We kunnen ook een ander beeld gebruiken: een veenbrand. Geheel onverwacht laait het op, dan hier, dan daar. Plotseling blijkt de afwijzing van de speelfilm niet meer breed te worden gedeeld: velen kijken er zonder bezwaren naar. Wel selectief, zegt men, maar toch… Plotseling merken we dat de overtuiging dat God de wereld in zes dagen schiep, voor lang niet iedereen meer van kracht is. Plotseling duikt her en der een heel andere opvatting over het schriftgezag op. En overal maakt zich een ander type geloofsbeleving breed, dat moeilijk is te omschrijven, dat dezelfde woorden gebruikt als Gods kinderen vanouds, maar dat toch een heel andere geest ademt. Misschien is dat laatste wel het grootste gevaar dat onze gemeenten bedreigt. Hierdoor wordt het geestelijk leven van Gods kinderen verdacht gemaakt en komt de prediking onder druk te staan. Al deze dingen geven zorg, grote zorg voor de toekomst.
En toch… Laten we niet mismoedig worden. Onlangs troffen mij enkele woorden uit Psalm 72. Die psalm is een van die gouden kleinoden, die Gods kinderen leren spellen. We lezen in vers 17: Zolang als er de zon is, zal Zijn Naam van kind tot kind voortgeplant worden. Er ligt zo’n kalmte en rustige zekerheid in deze woorden van de oud geworden David. Hij heeft hoop voor de toekomst, een hoop die hij ontleent aan de God van het verbond en aan Hem alleen. Dat mag ons bemoedigen, ook in deze donkere tijd. Juist voor onze jeugd zijn deze woorden zo bemoedigend! Er zijn om onze jongeren heel veel zorgen. Ik stipte er boven iets van aan. Daar zouden we kranten vol over kunnen schrijven. En toch… zij zullen er zijn, alle eeuwen door, uit het zaad van de kerk, die de Heere vrezen. En men kan praten en schrijven wat men wil, maar die vreze des Heeren verandert niet met de tijden mee. Wij veranderen, de culturen veranderen, de tijden veranderen, maar God bekeert Zijn volk nog net eender als toen Hij het eerste mensenpaar riep uit de struiken van Edens hof.”
De Saamwerker
De vrouw is de man onderdanig. Maar daar is in tegenovergestelde richting ook nog iets meer over te vertellen, schrijft ds. H. Korving in De Saamwerker (blad van christelijke gereformeerde mannenverenigingen) naar aanleiding van 1 Petrus 3:1-7.
„Zijn vrouwen meer modegevoelig dan mannen? Als er gewinkeld wordt, zijn modezaken dikwijls een gewilde trekpleister. Graag willen ze zich mooi kleden en door sieraden hun uiterlijk verfraaien. Waarom eigenlijk? Om zichzelf te behagen? Of om indruk te maken op anderen (m/v)? Het verschijnsel blijkt van alle eeuwen te zijn, zo leert ons vers 3. Maar Petrus wijst wel een uitnemende weg. Overdreven opmaak en opsmuk wijst hij af - net als Paulus (1 Tim. 2:9-10). Het mooiste sieraad bevindt zich niet aan de buitenkant, maar in het innerlijk. Een zachtmoedige en stille geest - dat is vrucht van genade. „Leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart…” Een woord dat trouwens niet alleen vrouwen ter harte dienen te nemen. „Met verbaal geweld wint men misschien wel de discussie, maar niet de ander.”
De verborgen mens des harten is werkzaam in het verborgene. Wie het mooiste sieraad wil verkrijgen, zal de binnenkamer moeten opzoeken!
Door deze geestelijke sieraden moet ook de man leren inzien dat niet de ’buitenkant’ van zijn vrouw het belangrijkste is, maar het hart. De uitwendige opsmuk zou maar afleiden van het belangrijkste.
Petrus doet een beroep op Bijbelse voorbeelden: de heilige vrouwen van het Oude Testament droegen dezelfde geestelijke sieraden. Hun leven wordt gekenmerkt door het hopen op God (vgl. 1, 3, 13, 21). Petrus bedoelt met heilige vrouwen niet dat zij volmaakt waren. Wel dat zij voorbeelden waren wat betreft hun relatie tot God. (…)
Overigens geldt het omgekeerde natuurlijk ook: dat de christelijke man zijn vrouw in liefde respecteert en waardeert. De rechte beleving van het hoofd-zijn kan nooit bedreigend zijn voor de vrouw, maar geeft haar de beschermende ruimte om zichzelf te kunnen zijn - voor Gods Aangezicht. De man moet bij haar wonen ’met verstand’. De christen moet zijn vrouw niet als gebruiksvoorwerp behandelen (al lijkt het woordgebruik ”vat” of ”vaatwerk” daar een beetje op te wijzen).”
De Waarheidsvriend
De heerlijkmaking is pas volmaakt als de Heere Jezus terugkomt, schrijft ds. G. Wassinkmaat in De Waarheidsvriend. Met het artikel over de heerlijkmaking besluit hij een zevendelige serie over de orde van het heil.
„Als derde noem ik de heerlijkmaking op de jongste dag. Als Gods kind bij het sterven ingaat in de hemelse vreugde, dan is dat nog maar het begin, want de volle verheerlijking komt als Jezus terugkomt. Dan is de heerlijkheid compleet, helemaal af, volmaakt en volkomen. De heerlijkmaking omvat namelijk niet alleen de verlossing van de ziel, maar ook van het lichaam. Ja, ze omvat de totale mens, ook de verlossing van de schepping.
Dat gebeurt op de dag van Jezus’ wederkomst. Dan worden de doden opgewekt, wordt de satan geworpen in de poel van het vuur, wordt de hele schepping door vuur geheiligd en gelouterd en komen er -naar Gods belofte- nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont (2 Petrus 3:13). Dan betekent gerechtigheid dat alles in overeenstemming met Gods wil is en beantwoordt aan Zijn wet.
Als je het dagelijkse nieuws leest of hoort, word je geconfronteerd met een wereld vol ongerechtigheid. Rampen, moord en doodslag, ongelukken. Daar komt een einde aan, want straks is deze aarde vol van de kennis van de Heere, dan is de schepping voor altijd vrijgemaakt van de slavernij van het verderf (Romeinen 8:21).
De dag van Jezus’ wederkomst is een vreselijke dag voor alle ongelovigen, maar een blijde dag voor al Gods kinderen. Dan worden de graven geopend en de doden die in Christus ontslapen zijn opgewekt in heerlijkheid. Dan zal hun vernederd lichaam veranderd en gelijkvormig worden aan het heerlijk lichaam van Christus (Filippenzen 3:20, 21). Dan zal je lichaam nooit meer in dienst van de zonde staan, de afsterving van de oude mens voorgoed achter de rug zijn, de strijd tegen de zonde ten einde. Dan is de heiligmaking compleet, wordt er geen graf meer gedolven en zullen Gods kinderen -met lichaam en ziel verenigd- Hem volmaakt dienen.
Johannes schrijft: „Geliefden, nu zijn wij kinderen van God, en het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen. Maar wij weten dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is” (1 Johannes 3:2).”