Geboren
Toen de Heere Jezus geboren is, hebben de engelen heen en weer gevlogen. Gabriël heeft de boodschap gebracht. De heerlijkheid van de hemel heeft geschenen, een ster heeft het verbreid en de wijzen zijn geweest. Allemaal als herauten, die Zijn geboorte hebben uitgeroepen.
Ik zal nog een weinig dichterbij komen. Laat ons gaan naar Bethlehem en laat ons zien het woord dat er geschied is. Als wij slechts de eerste voet in Zijn herberg zetten, hemelse wonderen zullen wij zien voor onze ogen. Nu, zie op Jezus. Zie op Hem, gelijk Hij in de volheid van de tijd dat grote werk van onze zaligheid op Zich heeft genomen.Hier kunt u nu lezen de inhoud van Adams verbond, van Abrahams belofte, van Mozes’ openbaring. Dat waren alle maar deksels, nu zullen wij de gordijnen wegschuiven. Kom en zie de Waarheid zelf. O, wonder boven wonder, Wie vinden wij in deze herberg? Een Kind in de kribbe van een stal.
Is dit het Kind waar wij op moeten zien als onze Jezus? Volgens Augustinus was de moeder nauwelijks veertien jaren. Is dit dan de vader die haar niet bekende totdat ze haar eerstgeboren zoon gebaard had? Wat een vreemde geboorte is dit. Er is geen wieg om het Kind te wiegen, geen vroedvrouw om Hem te verschonen, geen linnen om Hem in te wikkelen en nauwelijks een weinig spijze om hem te voeden.
Isaac Ambrosius (”Het zien op Jezus”, 1681)