Vreemde ‘crisis’ leidt tot vreemd gedrag
Dat de Eerste Kamer meer is dan een gezapige praatclub voor deftige oude heren, is deze week weer overtuigend gebleken. Het was immers de Senaat die premier Balkenende op het matje riep om hem uitleg te vragen over zijn niet te stuiten dadendrang als demissionair regeringsleider. Waar de Tweede Kamer het liet afweten, greep de Eerste Kamer in, daarmee haar bestaansrecht en relevantie voor de zoveelste maal bewijzend.
Wellicht was het staatsrechtelijk zuiverder geweest als dit politiek getinte debat in de Tweede Kamer had plaatsgevonden. Maar aan de andere kant: als er érgens expertise en concentratie bestaat om een staatsrechtelijk geschil tot op de bodem uit te diepen, dan is het wel in de Eerste Kamer.
Dit staat vast: het debat gíng ergens over. Want het is in een democratische rechtsstaat natuurlijk niet onbelangrijk welke bevoegdheden een kabinet dat is afgetreden eigenlijk nog heeft. Het mooiste zou zijn als zo’n kabinet meteen ophield te regeren. Door z’n ontslag aan te bieden heeft het immers aangegeven dat het niet meer in stáát is tot regeren, hetzij door ruzie in het kabinet zelf, hetzij door een vertrouwensbreuk met de Kamer.
Maar meteen stoppen stuit op praktische bezwaren. Zonder een regering kan een land niet, zelfs geen uur. Een nieuwe regering vormen kost tijd - tijd voor zorgvuldig voorbereide verkiezingen, tijd voor een overwogen kabinetsformatie. Vandaar dat we in ons staatsrecht de figuur kennen van het demissionaire kabinet. Als een kabinet als geheel zijn ontslag aanbiedt, zal de Koningin de premier in de meeste gevallen vragen om zolang er nog geen nieuwe regering is, „alles te doen wat in het landsbelang noodzakelijk is.”
Maar welke zijn nu precies de dingen die „in het landsbelang noodzakelijk” genoemd mogen worden? Daarover gaat de twist tussen een aanzienlijk deel van de Eerste Kamer en Balkenende. Kort gezegd komt het erop neer dat de minister-president deze term tot het uiterste probeert op te rekken. Wie Balkenende beluistert, verbaast zich erover hoe veel onderwerpen blijkbaar zo urgent zijn dat ze direct het landsbelang raken. Is er in zijn visie eigenlijk wel één thema dat buiten deze definitie valt? De Senaat daarentegen benadrukt dat de grondgedachte van ons staatsrecht is dat een demissionair kabinet zich behoort te beperken tot het hoogstnoodzakelijke en dat het op geen enkele wijze een nieuwe coalitie voor de voeten mag lopen.
Het debat leek -zoals vaak in de politiek- een debat tussen doven. Begreep Balkenende zijn politieke tegenstanders niet? Dat is bij zo’n intelligente man niet aannemelijk. Waarschijnlijker is dat hij GroenLinks-senator De Boer, en alle andere fractievoorzitters met uitzondering van CDA en VVD, niet wílde begrijpen. Blijkbaar heeft hij er geen zin in om, al zo snel na het aantreden van zijn kabinet, afstand te doen van een stuk regeermacht. Ook zal hij er wel electoraal voordeel van verwachten om onverstoorbaar te blijven uitstralen dat hij de man is van verantwoordelijkheidsbesef, van duidelijkheid en daadkracht.
Daarbij heeft Balkenende in elk geval één ding mee. Het geschreven staatsrecht verhindert hem niet op deze wijze te werk te gaan. Zolang een meerderheid in de Tweede Kamer hem niet tegenhoudt, kan hij ongehinderd doorregeren, demissionair of niet.
De vraag is wel of dit vanuit zijn positie bezien verstandig is. Van een vertegenwoordiger van het CDA zou je toch mogen verwachten dat hij ook voor de ongeschreven mores van de democratie respect opbrengt en in de ietwat schimmige situatie van een demissionaire periode niet het onderste uit de kan wil halen.
Bovendien kan zijn doorstomen ook in electoraal opzicht negatief uitpakken. Balkenende, die in het debat in de Senaat niet sterk overkwam en nauwelijks communiceerde met zijn tegenstanders, verloor op deze manier iets van zijn aureool van ”premier van alle Nederlanders”. En dat imago van groot staatsman is de laatste weken toch al wat aan het verbleken. Denk aan zijn felle uitval naar FNV-voorzitter De Waal. Op 22 januari zal hij er niet alleen baat bij hebben bekend te staan als een sterke, doortastende politicus, maar ook als een staatsman die tegenstellingen overbrugt. Van die laatste vaardigheid laat hij momenteel weinig meer zien.
Dat de Tweede Kamer Balkenende tot nu toe geen strobreed in de weg legt, is een feit. Maar wel een merkwaardig feit. Het was SGP-senator Holdijk die deze week de vinger legde bij die zere plek. Want het is eigenlijk heel simpel: als een meerderheid van CDA, VVD en LPF dit kabinet gewoon door laat regeren, dan is er blijkbaar geen echte vertrouwensbreuk tussen Kamer en kabinet geweest, aldus Holdijk. Maar als dát zo is, had het kabinet in oktober gelijmd moeten worden.
En was lijmen geen reële optie omdat er wel degelijk problemen waren met een steeds meer desintegrerende LPF? Dan was de meest zuivere weg geweest de LPF-ministers uit de ploeg te zetten en door te gaan met een rompkabinet, merkte Holdijk terecht op. Balkenende moest het antwoord schuldig blijven.
In zekere zin is dat niet erg, want de zaak is niet meer terug te draaien. Maar een les voor de toekomst kan er wel uit getrokken worden. Bovendien is terughoudendheid betrachten bij het regeren in deze demissionaire periode nog steeds mogelijk. Dat kan de premier -als hij wil- nog minstens twee maanden in praktijk brengen.