Minder vakantie
Het grapje is al heel oud: Als je luierend rijk wilt worden, moet je kiezen voor het onderwijs. Dan heb je bijna altijd vakantie. En als je al een werkdag hebt, dan is die kort. Want al om vier uur kun je thuis aan de koffie zitten.
Ieder die voor de klas heeft gestaan en iedereen die zich enigszins verdiept in het reilen en zeilen op scholen, weet dat dit verhaaltje niet klopt. Het onderwijs is zwaar; lesgeven is intensief, de vergaderdruk is hoog, lesvoorbereiding en correctie vergen veel tijd en -niet het minst belangrijk- de jeugd lijkt wel met het jaar mondiger en lastiger te worden. Kortom, leerkrachten hebben het niet gemakkelijk.Zowel onder docenten als bij beleidsmakers werden klachten over de zware taakbelasting in het onderwijs nogal eens van tafel geveegd met het argument dat leerkrachten daarvoor twaalf weken per jaar vakantie hebben, terwijl de gemiddelde werknemer in andere sectoren ongeveer vijf weken heeft. Van die twaalf weken schoolvakanties zijn er voor het middelbaar onderwijs zeven gepland in de zomer. Die lange vakantietijd maakt voor sommige onderwijsgevenden hun baan aantrekkelijk.
De commissie-Cornielje, die de opdracht kreeg te bezien of de norm van 1000 uren in het voortgezet onderwijs reëel is, heeft het nu bestaan te adviseren een week van de zomervakantie af te halen. Die vrijgekomen vijf dagen zouden, verspreid over het jaar, beschikbaar moeten komen voor vergaderingen en bijscholing. Daarmee zou de vergader- en werkdruk van docenten verlaagd kunnen worden en hun werkweek van 43 uur naar 40 uur gaan. Op de dagen dat docenten niet zelf lesgeven, zouden leerlingen andere activiteiten kunnen doen. Bijvoorbeeld een praktijkles volgen die gegeven wordt door een extern deskundige.
Het opvallende is nu dat een groep onderwijsgevenden onmiddellijk in verzet komt. Een week vakantie afpakken is voor deze docenten onbespreekbaar. In veel gevallen gaat het om leerkrachten die geregeld klagen over de hoge werkdruk. Zij blijken nu liever een lange periode te hebben om te luieren dan een evenwichtiger spreiding van de werkdruk. De vraag is dan wel hoe serieus de eerdere klachten over die werkdruk genomen moeten worden. Of is de zomervakantie inderdaad zo’n heilige koe geworden dat een goed zicht op de werkelijkheid wordt belemmerd?
Het advies van de commissie-Cornielje is evenwichtig. Het wil rekening houden met alle relevante aspecten. De norm van duizend uren blijkt haalbaar, zo concludeert de commissie. Daar zal de inspectie op toetsen. Aan het onderwijs zelf wordt overgelaten hoe die uren op een kwalitatief goede manier worden ingevuld. Dat aspect is minstens zo relevant als de herschikking van vakantiedagen.
Jarenlang heeft het onderwijs gepleit voor het terugdringen van de overheidsbemoeienis op het punt van de onderwijskwaliteit. Daar komt dit rapport aan tegemoet. Scholen krijgen hiervoor zelf de verantwoordelijkheid en zullen zich daarvoor moeten verantwoorden tegenover ouders en leerlingen. Dat is een belangrijk winstpunt. Voordat docenten in het geweer komen tegen een week korter zomervakantie zouden ze ook die aspecten moeten afwegen.