Tot die vaststelling komt Michael Utsch uit Berlijn. Utsch, verbonden aan de Evangelische Zentralstelle für Weltanschauungsfragen (EZW), hield deze week een referaat aan de Universiteit van Leipzig. Volgens hem is het geloof in de wetenschap over zijn hoogtepunt heen. Nog slechts 5 procent van de Duitsers gelooft slechts in dingen die wetenschappelijk bewezen kunnen worden, zo blijkt uit representatief onderzoek.

Talrijke studies -vooral in de Verenigde Staten, maar ook in Europa- brengen een duidelijk verband aan het licht tussen spiritualiteit en geestelijke en lichamelijke gezondheid, zegt Utsch. „Mensen met een hartelijke omgang met God leven gezonder, slagen er beter in hun oude dag te verwerken en zijn door de bank genomen meer ontspannen dan niet-gelovigen.”

Ook in het psychosomatische onderzoek is dit inzicht doorgedrongen. „Een medicijn werkt beter als een patiënt erin gelooft”, aldus Utsch, die zelf als psychotherapeut werkzaam is. „Maar het geloof is geen drug of iets dergelijks”, benadrukt hij. „Slechts degenen die hun lot vol vertrouwen in Gods hand leggen, kunnen de helende werking van het christelijk geloof ervaren. Dat is in deze tijd erg moeilijk. Immers, steeds vaker wordt de vraag gesteld: Wat heb ik eraan?”

Hoewel in Duitsland 64 procent van de bevolking tot een kerk behoort, heeft het christelijk geloof de laatste jaren veel concurrentie ondervonden, zegt Utsch. „Het traditionele christelijke geloof is steeds meer verwaterd. Tegelijk hebben de algemene spirituele bewegingen aan kracht gewonnen. Het aantal ’godsdiensteclectici’ -mensen die uit elke godsdienst elementen overnemen en zo hun persoonlijke religie samenstellen- stijgt nog steeds.”

Tegen deze achtergrond waarschuwde Utsch voor een vervlakking van de interreligieuze dialoog tussen de godsdiensten. „Dialoog is slechts dan mogelijk als mensen hun eigen standpunt kunnen verdedigen. We moeten leren ook over intieme zaken, zoals ons persoonlijk geloof, weer openlijk te spreken.”