Nut en nadeel van de refo-zuil
„De reformatorische zuil is als een tankstation. Onmisbaar, maar je bent er niet al te lang. Je gaat weer verder, het leven en het land in.” Ir. B. J. van der Vlies zei dit donderdagavond tijdens de forumbespreking op een CSFR-bijeenkomst in Leiden. Met prof. dr. G. C. den Hertog en het Leidse CSFR-dispuut Panoplia ging hij in gesprek over de voor- en nadelen van de reformatorische zuil.
Het doel van de zuil is actief en agressief ingaan tegen de tijdgeest, aldus Van der Vlies, in navolging van A. A. van Ruler. „Het gaat om het behoud van mensen, om Gods schepping en om Zijn eer.”
Had de zuil er wel moeten komen? Van der Vlies, destijds nauw betrokken bij de oprichting van diverse reformatorische organisaties, verwoordde zijn innerlijke worsteling in de jaren zeventig. „Ik zat toen in de dagelijkse leiding van een protestants-christelijke school. Een non-stop gevecht om de identiteit. Ik moest bekennen de strijd meer en meer te verliezen. Vraag voor ons was of we onze kinderen aan dit onderwijs mochten blootstellen. Door innerlijke klem zijn we gedrongen tot de verbijzondering van het christelijk onderwijs tot het reformatorische.”
Forumleider drs. Aart Nederveen vroeg prof. Den Hertog hoe hij stond ten opzichte van de reformatorische scholen. De Apeldoornse ethicus zei zich goed te kunnen voorstellen dat ouders tot de conclusie kwamen en komen dat ze voor bepaalde scholen geen verantwoordelijkheid kunnen dragen. „Maar reformatorische scholen zijn voor mij geen vooropgezette keus. In allerlei regio’s en plaatsen liggen de verhoudingen anders. Bovendien is de schoolkeus afhankelijk van de weerbaarheid van het kind. Mijn oudste zoon wilde naar een zelfstandig gymnasium, om goed voorbereid te worden op de theologische studie. We hebben hem met kloppend hart laten gaan en alles scherp in de gaten gehouden. Maar God moet onze kinderen overal bewaren.” Volgens de hoogleraar vormt reformatorisch onderwijs geen garantie dat het goed gaat. „In ieder geval is het goed dat het gereformeerd belijden kinderen vormt. Maar ik ben er niet zeker van dat dit per se moet in de vorm van reformatorisch onderwijs.”
Prof. Den Hertog gaf aan dat de gevaren van de zuil voor hem wellicht iets zwaarder wegen dan voor Van der Vlies, hoewel hij er op zichzelf niet negatief tegenover staat. „De zuil maakt niet de fout van de neocalvinisten dat de wereld wel meevalt. Wel merk je dat alles vast lijkt te liggen. Waar het op aankomt, is dat het tot toe-eigening komt. We moeten de vragen van vandaag meenemen naar het Woord van God en antwoorden geven die dwars door ons zijn heengegaan en iets betekenen voor onze maatschappij.”
De ethicus zag de christelijke vrijheid in de reformatorische zuil in gevaar komen. „Er moet een fragiel evenwicht bewaard worden, bij de gratie van het niet mogen praten over bepaalde zaken. Dan is er iets niet in de haak.”
Prof. Den Hertog denkt wel dat het elkaar geestelijk de maat nemen minder voorkomt dan voorheen. „Het klimaat buiten de zuil is zo guur geworden dat men meer op de verwantschap let.” SGP-kamerlid Van der Vlies deelt die constatering en erkent het gevaar van veruitwendiging. „Bij het toelatingsbeleid op reformatorische scholen bestaat de verleiding een checklist af te tekenen met bepaalde kenmerken. Ik vind de levensstijl zeker belangrijk, maar in zo’n geval dient altijd in een gesprek naar de motieven gepeild te worden.”
Van der Vlies verzet zich tegen de stelling van socioloog W. H. Dekker dat de zuil tussen God en de mensen is gaan instaan. „De zuil is niet Geest-dodend of -uitblussend, hoeft dat althans niet te zijn. In toenemende mate wordt erkend dat vormen alleen niet volstaan. De zuil dient om toe te rusten. Je wordt er gevoed en gestimuleerd, er is liefde en geborgenheid. Maar buiten het gebouw van de zuil werkt Gods Geest ook.”
Als voorbeeld noemde Van der Vlies de zorg voor chronisch zieken in identiteitsgebonden instellingen. De ethicus Den Hertog roemde deze eveneens. Problemen zag hij echter bij het Reformatorisch Dagblad, dat de identiteit van de achterban stuurt. „Ik heb grote moeite met de autopagina, waarop de nieuwste en de duurste auto’s een aanbeveling krijgen. Zet de kop ”Eindelijk komt merk X met iets nieuws” eens op pagina 2. Waarom houdt de krant levensstijl en gedachtegoed niet bij elkaar?”
Als lid van de raad van toezicht van het RD liet Van der Vlies weten dat de autopagina regelmatig onderwerp van gesprek is. „Ik vind het ook een wereldgelijkvormig gedoe. Maar wee je gebeente als je de pagina opheft, zo blijkt uit lezersonderzoek. Onder voorwaarden mag die kop van mij trouwens wel op pagina 2: dominees dienen oude en nieuwe dingen uit de schat van het woord voort te brengen. Tegen nieuwe dingen heb ik geen bezwaar; wel tegen nieuwlichterij.”
De Wegwijsbeurs zit volgens Van der Vlies „tegen die autopagina aan.” Niettemin wilde hij de aandacht vestigen op de positieve kant: „Mensen in een sterk geseculariseerde omgeving ervaren daar dat ze niet de enigen zijn. Als ik de balans van de zuil opmaak, slaat zij uiteindelijk positief door.”