Van de Wiel, verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen, meent dat als het om het zedelijk gedrag van de jeugd gaat een zeker historisch besef wel op zijn plaats is. „Vroeger werd er van alles uitgespookt in het fietsenhok, nu blijkbaar in een garagebox. Dat zegt wellicht iets over welvaart en mobiliteit, maar niets over een teloorgang van de seksuele moraal.”De Groningse hoogleraar gaat in zijn redenering zelfs zo ver dat hij geen verband wil leggen tussen het gemiddeld aantal seksuele partners van mensen en hun moraal. „Je moet je afvragen wat het met moraliteit te maken heeft. Heb je als mens een betere moraal als je één partner hebt gehad, dan wanneer je twaalf of vierentwintig partners hebt gehad? Het gaat de minister niets aan hoeveel bedpartners iemand heeft.”

Reageert Van de Wiel niet te fel op de oproep van minister Rouvoet, temeer daar zijn PvdA-collega Plasterk eerder een soortgelijk geluid liet horen? „Het belangrijkste verschil tussen die twee is dat laatstgenoemde een algemene oproep deed om beschaafde omgangsvormen te hanteren. Rouvoet gaat in zijn bemoeienis aanzienlijk verder en richt zich bovendien op een terrein dat zich in principe niet alleen achter de voordeur, maar zelfs achter de slaapkamerdeur afspeelt.”

Het is ongewenst als ministers in het private domein treden, stelt Van de Wiel. „Vervang seks door bidden en Rouvoet door een niet-confessionele minister en bekijk dan de reacties in het Reformatorisch Dagblad eens. Godsdienstwaanzin is ook een uitwas die incidenteel tot grote problemen leidt.”

Uit monitoring van de seksuele gezondheid blijkt volgens de Groningse hoogleraar dat er nu sprake is van een pijnlijke, maar wel incidentele casus. Helaas is dat niet nieuw, maar het is toch nooit een reden geweest voor een minister om een debat over de seksuele moraal onder jongeren te starten. Zaken als mishandeling en verwaarlozing zijn aantoonbaar grotere individuele en maatschappelijke drama’s. Wekelijks overlijdt er ten minste één kind aan mishandeling binnen het gezin.”