Cultuur & boeken

De cadans van denderende treinen

Bij kaarslicht zingen monniken van de Oostenrijkse Heilige Kruisabdij psalm 121. Devoot is niet het goede woord, maar contemplatief is de sfeer in de huiskamer van dichter en journalist Hilbrand Rozema minstens. De flatwoning ademt onverklaarbaarheid voor wie het voelen wil. Net als zijn onlangs verschenen dichtbundel ”Slagveldtoerisme”. Schoon zijn alleen al de klanken van zijn gedichten, niet zelden geboren op de cadans van voortdenderende treinen.

Jasper van den Bovenkamp
10 December 2008 07:52Gewijzigd op 14 November 2020 06:53
Hilbrand Rozema over zijn dichtbundel ”Slagveldtoerisme”: „Mijn bundel is doordrenkt van melancholie: Waarom al die ellende in de wereld? Waar is God dan? Maar ze is niet zon der hoop.” Foto RD, Henk Visscher
Hilbrand Rozema over zijn dichtbundel ”Slagveldtoerisme”: „Mijn bundel is doordrenkt van melancholie: Waarom al die ellende in de wereld? Waar is God dan? Maar ze is niet zon der hoop.” Foto RD, Henk Visscher

Hij heeft iets met jeneverbessen en ijsvogels. Schrijft bij voorkeur bij kaarslicht en put poëtische inspiratie uit het ritmische bonken van treinwagons. De monniken van Chant brengen hem met hun gregoriaanse gezang tot rust.Hilbrand Rozema (37) is geen doorsneemens. De in Groningen geboren journalist-dichter houdt er precies die opmerkelijkheden op na die het beeld dat dichters zonderling zouden zijn versterken. Zijn bundel ”Slagveldtoerisme”, onlangs verschenen bij de Arbeiderspers, is niet minder bijzonder.

„Ik word gedreven door het verlangen om met woorden bezig te zijn”, vertelt Rozema. „Het is een passie om telkens nieuwe woorden te vinden voor oude waarheden. De beste gedichten zijn het die iets nieuws brengen van algemene geldigheid. Poëziecriticus Hans Groenewegen zei eens dat ik uit het bekende het onbekende tevoorschijn wil halen. Dat is het.

Het is wel moeilijk om precies de woorden te vangen die je zoekt. Taal heeft iets stroperigs, iets afremmends. Dat ervaar ik tijdens het dichten vaak. Dan slinger ik er iets uit met een portie woede die net niet goed weergeeft wat ik voel.

Taal roept zelf weer taal op. Soms roept ze ook iets op wat er daarvoor niet was en af en toe krijgt ze vleugels. In het gedicht ”Testamentair psychogram bij de Overijsselse Vecht” uit de bundel, bijvoorbeeld.”

Bravoure
„Als ik een gedicht schrijf, doe ik dat vaak met explosieve energie. Ineens schrijf ik het eruit. Soms schiet ik door, ga ik te ver. Dan denk ik weleens: Kijk eens wat ik allemaal durf te schrijven! Misschien toon ik dan te veel bravoure.

Ik twijfel nu bijvoorbeeld over de beelden die ik in ”Losgeregende bloesems”, een van de gedichten uit mijn bundel, gebruikt heb. Het gedicht ademt deïsme en zo sta ik helemaal niet in m’n geloof. De dagelijkse realiteit ligt onder beslag van het bewustzijn van God. Eens in de vijf jaar kijk ik terug en dan blijkt mijn visie op sommige punten veranderd. Maar het belet me niet om uit te schreeuwen wat ik denk.”

Melancholie
„In het begin van mijn bundel gaat het veel over de zee, in de Bijbel wel gebruikt als beeld voor chaos en verwarring. Het gaat over bodemloosheid bij schoolzwemmen, over inktvis en over eenzaamheid bij het op kamers wonen. Het einde van de bundel staat in het teken van de rivier. Na veel omzwervingen kom ik weer uit in Groningen, waar ik geboren ben, en in Overijssel, bij de Vecht, waar ik tot mijn achttiende woonde. Eigenlijk een beweging van het heel grote, ook wel bedreigende, naar het kleinere, dat meer de menselijke maat heeft. De bundel eindigt niet voor niets met een verwijzing naar het favoriete gezang van mijn grootmoeder: ”’k Wil U, o God, mijn dank betalen.”

Mijn bundel is doordrenkt van melancholie: Waarom al die ellende in de wereld? Waar is God dan? Maar ze is niet zonder hoop. Een gedicht uit de bundel gaat bijvoorbeeld over mensen in Afrika die nog verwachtend uitzien naar de mooiste, de beste tijd. Ik geloof dat het grote jubeljaar op aarde al aanvangt. Die verwachting spreekt ook uit de bundel.

Misschien ben ik wel een idealist, ja. Ach nee, ik weet het zeker. Ik wil bijdragen aan een betere wereld; daar heb ik passie voor. Ik wil mensen wakker schudden.”

Linkse rakkers
„Over het Bijbelse gebod van de gastvrijheid hoor ik dichters en schrijvers veel te weinig. Daarover heb ik iets de wereld in kunnen slingeren. Ik probeer dan de grenzen wel op te zoeken. Vooral bij onderwerpen waarop niemand let. Dat er in Nederland 150.000 mensen zonder geldige papieren rondlopen, bijvoorbeeld.

Maar al te gemakkelijk zeggen we vaak dat de wereld niet te verbeteren is. Dat is niet waar. Laat het in ieder geval niet over aan de linkse rakkers. Zie die vreemdeling nú! Praat met de dakloze. En besef bij die ontmoeting dat niet alleen jij iets geeft aan hem, maar hij ook iets aan jou. Hij geeft jou zijn tijd, hij wil met jou delen.

Kwaad
Mijn idealisme gaat niet zonder een besef van het kwade. Ik ben me bewust van de heiden in mezelf. De natuur, de seizoenen en het universum zijn allemaal een viering voor God, maar ze liggen tegelijk onder beslag van het kwaad. Dat moet ons echter niet beletten de handen uit de mouwen te steken. In Nederland kunnen we wel iets meer van de Angelsaksische en Amerikaanse pep gebruiken.

In reformatorische en gereformeerde kring hebben mensen een groot hart voor de hulpbehoevende; dat is geweldig. Maar zou het niet zo zijn dat we nog een stap verder kunnen in die ontmoeting met de kwetsbare, de illegaal, de zwerver? Omdat niet alleen zij, maar ook wijzelf dakloos zijn, een dak behoeven van dezelfde God?

Ik weet ook niet wat er aan de hand is met protestantse kerken in Nederland. We bevinden ons met onze godshuizen niet aan het einde van een tijdbalk, we zijn niet enkel bewaarders van een christelijke erfenis. Nee, we zijn ook de delers.

Zonder grondige kennis van de kerkgeschiedenis kun je de toekomst niet in als kerk. Maar ik vrees dat het te krampachtig dingen willen behouden die eigenlijk tijdgebonden zijn, in de praktijk vaak neerkomt op het staren naar een lege lucht, wat de discipelen deden bij het lege graf. Maar daar was Hij niet. Hij was opgestaan.

Als ik doordeweeks een kerk wil binnenlopen, moet ik naar het roomse zuiden. Er lijkt angst te bestaan om contact te maken. Dat mijn bundel bij de Arbeiderspers wordt uitgegeven, vind ik daarom mooi, omdat het een manier is die kloof tussen christen en wereld te slechten.”

Paaseieren
„De ziekte van protestanten is dat ze altijd alles maar beredeneren en het zou weleens daarom kunnen zijn dat er zo weinig dichters uit deze hoek doorbreken. Poëzie is paaseieren verstoppen, zei dichteres Ria Borkent eens. Ook voor religie doet poëzie dat. Zoals je in maart al ruikt dat het lente wordt -hoe dan ook, er is geen weg meer terug-, zo verstopte ik in de bundel de onomkeerbaarheid van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.

Bijna nooit vertrek ik vanuit een duidelijke probleemstelling in m’n gedichten. De ontstaansgeschiedenis ervan is ook heel verschillend. Soms is het een concrete ontmoeting die me in de pen doet klimmen, maar even goed kan het een sms van mijn vrouw Petra zijn.

Meestal begint een gedicht met één zin die in mijn hoofd zweeft. Na veel geslijp en gepolijst blijft uiteindelijk een gedicht over. Ik houd niet van gedichten die alleen maar draaien om taal. Het gaat in de eerste plaats om een boodschap. Maar ik doe wel veel moeite om mijn paaseieren te verstoppen.”

Mede n.a.v. ”Slagveldtoerisme”, door Hilbrand Rozema; vormgeving Steven van der Gaauw; uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam, 2008; ISBN 978 90 295 6667 4; 108 blz.; € 16,95.


Hilbrand Rozema

Journalist en dichter Hilbrand Rozema debuteerde in 1997 met de bundel ”Paradijs”, die werd genomineerd voor de C. Buddinghprijs. In 2003 verscheen met ”Blauwe plekken” zijn eerste bundel bij De Arbeiderspers. ”Slagveldtoerisme” kwam dit najaar uit.

Rozema werd geboren op 19 mei 1971 in Groningen, als oudste van een gezin van zes kinderen. Sinds vorig jaar woont hij met zijn vrouw Petra in Ede.
Hij behaalde in 1992 zijn diploma aan de Evangelische School voor Journalistiek. Vervolgens studeerde hij een jaar politicologie aan de Vrije Universiteit, was hij negen maanden in militaire dienst bij de 41e Lichte Brigade in het Duitse Seedorf, en tekende hij kort bij als beroepsmilitair. Na twee jaar bureauredacteur bij 2Vandaag televisie (EO) en enkele omzwervingen als freelancer belandde hij in 2000 bij het Nederlands Dagblad, waar hij nog steeds werkt. Hij was tevens meelezer bij de Nieuwe Bijbelvertaling.


Museumbezoek

Het glas wil niet dat ik het houtsnijwerk beroer
van de mensenzoon die met zijn pijl en boog
door de moerassen sloop. Nu dit stuk hout
waarmee hij vogels schoot, een U bocht heeft gemaakt,

nu als een houvast ons in handen waait
wat zelfs het zuigend veen niet houden kon,
een doodgewone stok die op een roerdomp leek
die denkt dat wij denken dat hij er niet meer is,

nu vat ik nieuwe moed. Dit is een handboog
die nog doel kan treffen. Nu kan de schutter
zelf nog leven, de monniken beluisterd hebben
toen ze graan en akkerstenen maalden tot gebed,

het borrelen van boezemwater dat het veen ontzeeg
toen de Kelten het onland keerden. De kans
wordt groter dat de jager in het veen het breken
van de bloesems overhoorde, het breken van brood

op de reftertafels, het breken van eierschalen
in de nestkastjes, het geluid van gekietel in bed.
Sommigen zien hem ’s nachts naar voren treden,
een held die naar ons op zoek is in de pijlkoker

op zijn rug. Boogschutter, ren naar ons terug.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer