Kerk & religie

„Eeuwigheidsernst sterke drijfveer kerkplanting”

Gemeentestichting vindt vooral plaats vanuit orthodoxe en evangelische kerken die ernst maken met de eeuwigheidsbestemming van de mens. Niet geïnstitutionaliseerde oecumene, maar ”oecumene van het hart”, herkenning over de kerkgrenzen heen, voert de boventoon in gemeentestichtingsprojecten, stellen de schrijvers van het handboek ”Als een kerk (opnieuw) begint”.

Klaas van der Zwaag
8 December 2008 11:14Gewijzigd op 14 November 2020 06:52
DR. DE ROEST ...inspelen op zinvragen... Foto RD, Anton Dommerholt
DR. DE ROEST ...inspelen op zinvragen... Foto RD, Anton Dommerholt

Het bijna 400 bladzijden tellende boek (uitgegeven door Boekencentrum, Zoetermeer) is geschreven door dr. Gerrit Noort, dr. Stefan Paas, prof. dr. Henk de Roest en dr. Sake Stoppels. Het wordt donderdag gepresenteerd tijdens een studiedag. Het boek geeft een overzicht van gemeentestichting (of kerkplanting) door de eeuwen heen, bespreekt tal van huidige initiatieven en relevante publicaties over het onderwerp in binnen- en buitenland (onder anderen Tim Keller, Stuart Murray) en komt ten slotte met praktische en kerkordelijke beleidsaanbevelingen.Het boek biedt verder tien uitgebreide beschrijvingen van recente gemeentestichtingen, zoals In de Praktijk (Den Haag), Via Nova (Amsterdam), International Christian Fellowship (Rotterdam), RijnWaarde (Leidsche Rijn, Utrecht), Rafaëlgemeente Amersfoort en Oase (Soest).

Marginaal
Gemeentestichting krijgt de laatste jaren steeds meer aandacht in Nederland, maar vormt nog altijd een marginale praktijk, zo stellen de schrijvers. Er is volgens hen een toenemend verlangen naar vernieuwing van de kerk onder christenen in Nederland. „Dit verlangen heeft een sterke missionaire inspiratie. Het gaat velen aan het hart dat het christelijk geloof voor de moderne Nederlander vaak niets meer betekent. Ook is duidelijk dat de bestaande kerken meestal moeilijk in staat zijn om interesse te wekken voor de christelijke traditie en dat nieuwe gelovigen vaak moeite hebben om aansluiting te vinden in lang bestaande gemeenten.”

Missionaire kerkplanting is niet onomstreden, stelt dr. Stefan Paas, werkzaam als docent gemeenteopbouw en missiologie in Ede en Amsterdam. Hij wijst op vier bezwaren: er is ruimte genoeg in bestaande kerken voor nieuwe groepen; het stichten van nieuwe kerken leidt tot verdere versnippering van de toch al krimpende groep kerkbezoekers; het is beter om energie te steken in de versterking en vernieuwing van bestaande kerken en het spreken over missionaire kerkplanting roept onaangename visioenen op van fundamentalisme en ’zieltjes winnen’.

Wat dit laatste betreft stellen de auteurs dat juist de kerken die ernst maken met het eeuwig heil van de mens meer gericht zijn op gemeentestichting dan kerken die dat niet doen. Ruwweg kan worden gesproken van een verschil tussen een meer ”evangelicale” en een meer ”oecumenische” vleugel van de kerk. Gemeentestichting vindt in Nederland vooral plaats vanuit een meer evangelicale inspiratie, aldus dr. Paas.

Drijfveer
Wat drijft gemeentestichters? Dr. Sake Stoppels, universitair docent kerkopbouw en diaconiek aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, stelt dat het motief van redding het kloppend hart van de zendingswetenschap en daarmee ook van de kerk is. „Gemeentestichting vindt vooral plaats vanuit kringen waarin het geloof in Jezus Christus mede betrokken wordt op de eeuwigheid. Geloof in een eeuwige lotsbestemming van mensen lijkt een belangrijke motiverende kracht te zijn voor gemeentestichting.”

Er zijn volgens Stoppels drie posities: het heil is exclusief in Christus (zonder geloof gaan mensen voor eeuwig verloren), het heil is inclusief in Christus (de kerk is dienstbaar aan de samenleving, waarbij het motief om verloren mensen te redden eigenlijk geen rol speelt) en ten slotte heil als „immanente bevrijding” (het gaat om de humanisering van dit leven; wat aan gene zijde van de dood is, speelt geen enkele rol).

De eerste positie is de gangbare positie van de christelijke kerken (vanaf Augustinus, Calvijn) tot diep in de moderne periode, aldus Stoppels. „Het verlangen verloren mensen te redden is door de eeuwen heen en tot op de dag van vandaag een sterke impuls gebleken voor missionair handelen en daarmee ook voor gemeentestichting.” De inzet voor het eeuwige lot van mensen is volgens hem ook een sterke drijfveer geweest bij de stichting van Amerikaanse megakerken als de Willow Creek Community Church van Bill Hybels en de ”doelgerichte” Saddleback Valley Church van Rick Warren, alsmede de klassiek reformatorische Redeemer Presbyterian Church in New York.

Vooral meer exclusieve opvattingen over heil (en onheil) vormen een voedingsbodem voor gemeentestichtingsprojecten, aldus Stoppels. De keerzijde is ook helder: naarmate het geloof afneemt in de eeuwige bestemming van de mens en de ernst van een geloofskeuze, neemt de behoefte aan gemeentestichting om zuiver missionaire redenen ook af.

Volgens Stoppels is het fundamentele besef van „een grote scheiding” tanend en rekenen mensen steeds minder in termen van eeuwigheid. Er is mede daarom sprake van een zich verbredende interesse in het fenomeen gemeentestichting. Hij wijst op de ruimte die de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) wil geven aan experimenten op dit terrein, zoals de afdeling ”Missionair werk en kerkgroei”, die in september van start is gegaan. „Daarmee komt gemeentestichting ook in het vizier bij hen die zich vooral thuis voelen bij een meer inclusivistische visie en mogelijk ook bij hen die zich rekenen tot de derde positie, die van de immanente bevrijding.”

Lossere bindingen
Prof. dr. Henk de Roest, hoogleraar praktische theologie aan de Protestantse Theologische Universiteit, wijst op het feit dat het klassieke kerklidmaatschap onder druk komt te staan vanwege de meer lossere en meer tijdelijke gemeenschappen die mensen vormen. Mensen hoeven geen lid te zijn van een kerk om toch geïnteresseerd te zijn in een liturgische viering, een gespreksgroep of in kerkelijk vrijwilligerswerk. En mensen die lid zijn van een kerk, zijn lang niet altijd actief betrokken.

Vanuit het denken over de missionaire gemeenschap is er volgens hem veel voor te zeggen om gradaties van betrokkenheid in het lidmaatschap in te bouwen. „Wie een weg wil gaan met mensen om hen van buitenaf te leiden tot de kerk om hen van daaruit weer uit te zenden, zal respect moeten hebben voor hun eigen, vaak langdurige weg. Tot geloof komen is niet slechts een spiritueel, maar ook een agogisch en sociaal proces.” Hij bepleit dat kerkplanters creatief inspelen op spirituele zingevingsvragen van mensen, op de behoefte aan levensoriëntatie en levenshulp.

Dr. Paas wijst erop dat gemeentestichting een middel kan zijn voor de vernieuwing van de kerk als geheel. Het is voor de kerk goed dat er een behoorlijk percentage jonge gemeenten is. „Een kerkverband dat bijna helemaal bestaat uit gemeenten van respectabele leeftijd, zal waarschijnlijk ook bedaagder en trager reageren op nieuwe ontwikkelingen.” Het risico is groot dat een kerkverband dat zichzelf niet steeds aanvult met nieuwe gemeenten „cultureel verstart.” „Het zijn meestal de jonge gemeenten die het eerst de wind van verandering opsnuiven en het snelst daarnaar handelen.”

Dr. Stoppels merkt op dat uit de genoemde kerkplantingen blijkt dat er nieuwe aanwas is uit de wereld. Ook zijn deze kerkplantingen in staat om hun leden sterk te motiveren. Velen van hen zijn speciaal verhuisd om betrokken te kunnen zijn bij het project. „Uit onderzoek blijkt dat Nederlandse christenen zich geleidelijk aan terugtrekken uit zowel de steden als de dorpen en samenklonteren in suburbia en het verstedelijkte platteland. Deze kerkplantingen zorgen voor een kleine beweging tegen de stroom in. Mensen blijken bereid offers te brengen op het gebied van woongenot, salaris en gezinsomstandigheden, om betrokken te kunnen zijn bij zo’n missionaire gemeenschap.”

Dr. Gerrit Noort, docent missiologie aan het Hendrik Kraemer Instituut te Utrecht, bepleit ten slotte de ruimte die de missionair werker nodig heeft. Die ruimte werd volgens hem soms in het verleden en in een buitenlandse situatie van zending meer geboden dan in de huidige tijd. „Dicht bij huis verlangen we aanpassing aan onze (kerkelijke) normen: we neigen ernaar structuren en bevoegdheden te regelen zoals we dat gewend zijn, volgens de patronen van de kerkorde, zonder dat we goed hebben nagedacht over de context waarbinnen de nieuwe gemeente ontstond (ontstaat).”

In die zin zijn nieuwe gemeenten een „kerkordelijke proefpolder.” Dr. Noort bepleit dat gemeentestichting niet slechts een zaak blijft van het evangelisch-reformatorische segment van de kerk, maar dat ook het ”brede midden” van de kerk steviger inzet op nieuwe christelijke gemeenschapsvorming.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer