„Verhouding muziek en preek zoek”
„Waarom willen we met alle geweld bij Calvijn blijven, behalve als het over muziek gaat?” Die vraag stelde organist en dirigent Patrick van der Linden donderdagavond in zijn lezing voor de Utrechtse studentenvereniging Depositum Custodi.
De werking van muziek is heel divers: onderhoudend, opwindend of ontroerend. Ze kan ook genezend werken. Sommigen reageren er alleen maar gevoelsmatig op, anderen zoeken er aanwijzingen in voor hun eigen bestaan. Weer anderen luisteren ernaar vanwege wat het zegt over het menselijk gedrag.„Deze verschillende belevingen zijn vaak onderwerp van heftige debatten en conflicten, vooral onder christenen”, aldus Van der Linden. Hij spitste zijn lezing toe op de zang in de eredienst. Vanuit het Oude en het Nieuwe Testament schetste hij de ontwikkeling van de muziek in de oudchristelijke en de katholieke kerk.
Kern van zijn lezing vormden de Reformatie en het ontstaan van het Psalter zoals wij dat nu kennen. Ten slotte debatteerde de dirigent met de studenten over de manier waarop zij het psalmzingen beleven in vergelijking tot de beleving van de reformatoren.
Mysterieus proces
Het Bijbelse verhaal van David en Saul laat volgens Van der Linden zien dat muziek de mogelijkheid heeft de geest binnen te dringen waar andere krachten dat niet lukt. „Hindernissen worden direct en onmiddellijk verwijderd. Dit mysterieuze proces en de kracht die ervan uitgaat, heeft filosofen en kunstenaars door de eeuwen heen aan het nadenken gezet”, stelde hij. „Daarom is er ook een diep verband tussen de eredienst, waarin God aanbeden wordt, en muziek. Beide komen voort uit een door God gegeven verlangen om waarheid en orde te zoeken.”
Het zingen is volgens Van der Linden in Israël altijd begeleid geweest door instrumenten. Hoewel de psalmen niet de enige teksten waren die in de tempel werden gezongen, namen ze wel een centrale plaats in de tempelliturgie in. De melodische patronen waarop de psalmen in de tempel werden gezongen, vertonen overeenkomsten met de latere gregoriaanse muziek.
Van der Linden liet voorbeelden horen van hoe Joodse gemeenschappen de oudste geschreven muziek jarenlang in hun tradities hebben bewaard.
In de oude kerk had de gemeente volop gelegenheid deel te nemen aan de muziek. De Ridderkerkse dirigent zou graag zien dat dit vandaag weer in ere wordt hersteld. Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament en ook in de overleveringen uit de vroegchristelijke kerk staan volgens hem de lezing en de gebeden centraal, in plaats van de preek. „Het zingen van de gemeente was daar het antwoord op. Die verhouding van de muziek en het gepredikte Woord is op dit moment geheel zoek”, betoogde hij.
Veranderingen
De muzikale veranderingen in de middeleeuwen waren volgens Van der Linden creatief, stimulerend en positief. „Ze gingen echter gepaard met een voor de kerk schandelijke geestelijke neergang”, zei hij.
Binnen de Reformatie werd de vraag opgeworpen of kunstmuziek een plaats heeft binnen de christelijke muziek. „De kerk, haar muziek en haar liturgie stonden aan de vooravond van diepgaande veranderingen.” Zo nam Luther er genoegen mee dat de volkswijsjes van de wereld vernieuwd en geschikt gemaakt werden voor de eredienst.
Voor Zwingli en Calvijn ging dat niet ver genoeg. Calvijn gaf opdracht de 150 psalmen te berijmen en ze op muziek te zetten. Het ritme mocht bestaan uit slechts twee notenwaarden, een lange en een korte noot. Er mocht niet meer dan één noot per lettergreep zijn en de regels moesten gezongen kunnen worden op één adem.
Volgens Van der Linden kon Calvijn daarom een groot aantal psalmverzen per dienst laten zingen. „Onze beleving van de eredienst nu vormt daarmee een schril contrast”, zo zei hij. „Een groot deel van de gereformeerde gezindte zingt op hele noten, terwijl de psalmen echt niet zo zijn gecomponeerd en door Calvijn ook zeker niet zo werden uitgevoerd. Wij halen adem waar we maar even kunnen, met als gevolg dat twee keer in de regel de hele gemeente stilvalt. Ten slotte hebben we massaal onbewust afgesproken de regels niet tegelijk te beginnen en zeker ook niet tegelijk te eindigen. Het liefst beginnen we onritmisch en eindigen we te snel met de laatste toon. Die bijten we af.”