Respect voor andermans traditie
Over niet al te lange tijd vertrekt aan de Utrechtse universiteit een veelzijdig man. Dr. Frits Gerrit Murk Broeyer (1937) hield zich de afgelopen 35 jaar bezig met de gebrandschilderde ramen van de Domkerk, Johann Sebastian Bach, de Nijkerkse beroerten en de Statenbijbel. Zijn irenische gezindheid is bij collega’s spreekwoordelijk. Het thema van de aan Broeyer opgedragen afscheidsbundel is dan ook aardig gekozen: ”Kerk en conflict”.
Bij ruzies en geschillen komt een irenische houding goed van pas. Zaken naast elkaar laten staan zonder ze tegen elkaar uit te spelen: dr. Broeyer is er vanaf zijn jeugd mee vertrouwd geweest. Zijn vader was hervormd predikant in Woerden en Katwijk, maar nooit heeft de kerkhistoricus gehoord dat hij in een conflict is verzeild geraakt. „Mijn vader kon heel goed met bevindelijk gereformeerden overweg, zelfs met hen die als onverdraagzaam golden. Ik denk dat ik van huis uit iets van deze houding heb meegekregen.”
Generaties studenten zag Broeyer de afgelopen jaren komen en gaan. Een groot deel van hen was afkomstig uit de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk. Broeyer kent de bevindelijke ’achterban’ dus goed.
In zijn werk heeft hij altijd geprobeerd rekening te houden met bepaalde gevoeligheden. „Een scriptie moet aan bepaalde wetenschappelijke eisen voldoen”, zegt hij. „Maar ik heb er bijvoorbeeld nooit moeilijk over gedaan als iemand „Heere” met drie e’s schreef. Zelf zeg ik „Heer”, maar voor dit soort dingen moet je respect hebben. Ook heb ik er begrip voor als mensen alleen psalmen willen zingen. Dat is nu eenmaal een bepaalde traditie, hoewel ik zelf ook met gezangen ben opgegroeid.”
Als kerkhistoricus zie je het betrekkelijke van veel discussies in, heeft Broeyer ervaren. „Ik vind het belangrijk dat je eerlijk met het verleden omgaat. Zo is het wat betreft de relatie tussen hervormden en lutheranen zinvol te beseffen dat niemand minder dan Gisbertus Voetius in Utrecht tussen beide richtingen overeenstemming had kunnen bereiken. Het is leerzaam dat te weten, zodat je de dingen niet op de spits drijft. Kijk je naar het verleden, dan merk je dat bepaalde zaken in het heden soms worden misbruikt en heel verkeerd worden voorgesteld.”
Broeyer geeft een ander voorbeeld. „Als je tegenwoordig wilt teruggrijpen op de Dordtse Kerkorde, moet je wel in het oog houden dat deze in veel provincies nooit aanvaard is geweest. En dat we de grote invloed die de overheid vroeger in de kerk had, nu niet meer zouden wensen. Die invloed was voor Voetius en Van Lodenstein echt geen pretje. Je moet die tijd ook niet idealiseren.”
Broeyer studeerde geschiedenis en theologie. Aanvankelijk was hij van plan predikant te worden. Een toga was inmiddels aangeschaft, maar die bleef in de kast hangen. Broeyer werd onderzoeker aan de universiteit.
Voor zijn promotieonderzoek naar de Anglo-calvinistische theoloog William Whitaker speurde hij in de bibliotheken van Oxford en Cambridge. Erg boeiend, maar soms ook bar lastig, blikt hij terug. „Was je net enkele weken in Engeland geweest en zat je op de boot naar Nederland, dan schoot je opeens nog iets te binnen dat je na had moeten kijken. Tegenwoordig gaat het allemaal veel makkelijker. Zojuist ben ik naar Cambridge geweest met de easyJet, voor onderzoek naar stadhouder Willem III. Naar aanleiding van zijn driehonderdste sterfdag wordt binnenkort een congres georganiseerd waaraan ik meewerk. Een duur land trouwens, Engeland. Je betaalt 40 pond per nacht voor een middelmatige overnachting. In een Duitse stad als Weimar is een vijfsterrenhotel even duur als een eenvoudig guesthouse in Cambridge.”
Muziek is een van Broeyers grote liefdes. In zijn proefschrift nam hij destijds een stelling op over de ”Stiffelio” van Verdi. „Dat is een opera over een predikant die in een kerkdienst na de lezing van het Nieuwe Testament zijn overspelige vrouw vergeeft. Het religieuze moment in muziek spreekt me bijzonder aan. Ook Wagners ”Parsifal” vind ik erg mooi. En Bach is natuurlijk het uitgangspunt van alles.” Broeyer was twee jaar geleden het brein achter de toekenning van een eredoctoraat aan de bekende muziekwetenschapper, organist en klavecinist Ton Koopman.
Hij haalt een zeldzame editie tevoorschijn. De Matthéüspassie met tekeningen van Albrecht Dürer. „Gekocht via internet. Mooi hè? Een clandestiene uitgave uit de Tweede Wereldoorlog. Juist toen moet deze compositie over smart en lijden tot de verbeelding hebben gesproken.”
Bezig zijn met kerkgeschiedenis, wat betekent dat voor het heden? Broeyer: „Ik vind het van belang dat men beseft dat de kerk ook tegenwoordig in het leven van veel mensen nog een grote plaats inneemt. Je ziet het vrijwilligerswerk afkalven en wegvallen. Maar juist het feit dat mensen iets voor elkaar overhebben, is van groot belang. Veel mensen die de kerk verlaten zijn onterecht kritisch. Kijk eens wat de gereformeerden in het verzet allemaal hebben gedaan. Het aantal studenten op de Vrije Universiteit dat weigerde de verklaring van de bezetter te ondertekenen lag veel hoger dan elders. De fanatieke afkeer van de kerk onder gereformeerde kerkverlaters heb ik nooit goed kunnen begrijpen. Kinderen van de christelijke school weghouden. Alsof bij kerkmensen alles maar dwang, dwang, dwang was. Wel zie je dat de afkeer van religie op dit moment minder is dan vijftien jaar geleden. Het zou een belofte voor de toekomst kunnen zijn.”
Als blijk van waardering is aan dr. Broeyer een bundel met kerkhistorische studies opgedragen. ”Kerk en conflict. Identiteitskwesties in de geschiedenis van het christendom” verscheen bij uitgeverij Meinema in Zoetermeer. De bijdragen beslaan de hele geschiedenis van het christendom, van Vroege Kerk en Middeleeuwen (Willemien Otten, Eugène Honée), zestiende en zeventiende eeuw (Willem van Asselt, Wim Janse, Aart de Groot en Frits Broeyer) tot de negentiende en twintigste eeuw (Anton Houtepen, Theo Clemens, Jacob van Sluis).
Leidend is de gedachte dat conflicten vaak worden bestudeerd als een botsing van overtuigingen. Het boek wil echter niet zozeer het conflict centraal stellen, maar de bijdrage ervan aan de vorming van de godsdienstige kleur van een groep. Want zonder ketters geen rechtzinnigheid.