„Jabes’ gebed in teken van landbelofte”
Het lijkt haast een succesformule, en zo wordt het door een auteur als Bruce Wilkinson ook geïnterpreteerd: het gebed van Jabes, zoals beschreven in 1 Kronieken 4:10. Maar is het dat ook?
In Veenendaal werd zaterdag deel 5 van de serie Studiebijbel Oude Testament (SBOT) gepresenteerd, een commentaar op 1 en 2 Kronieken. Dat gebeurde op een symposium georganiseerd door het Centrum voor Bijbelonderzoek, uitgever van de Studiebijbel.Behalve een hoofdlezing over ”De landbelofte in het Oude Testament”, door redactielid prof. dr. M. J. Paul, stonden er vier workshops op het programma. Drs. M. Rotman stond stil bij Jabes’ gebed om voorspoed.
Dit gebed staat de laatste jaren volop in de belangstelling. „Jabes nu”, luidt 1 Kronieken 4:10 in de NBG-vertaling, „riep de God van Israël aan met de woorden: Wil mij toch overvloedig zegenen en mijn gebied vergroten; laat uw hand met mij zijn; weer van mij het kwade, zodat mij geen smart treft! En God verhoorde zijn gebed.”
Wall Street
Hoe moeten we dit gebed nu lezen? vroeg Rotman, docent Nieuwe Testament aan de Evangelische Theologische Hogeschool in Ede. „Het lijkt haast een succesformule, en zo presenteren sommigen het ook - als een ”health and wealth gospel”.”
Als Jabes nu had geleefd en op Wall Street had gewerkt, had hij misschien gevraagd: „Heer, vergroot de waarde van mijn beleggingen”, meent de Amerikaanse auteur Bruce Wilkinson, van wiens boekje ”Het gebed van Jabes” wereldwijd meer dan 10 miljoen exemplaren werden verkocht.
Maar is dít wat Jabes’ gebed om zegen en gebiedsuitbreiding inhoudt? Rotman: „Vlak na Jabes wordt in het geslachtsregister Othniël genoemd. Dat plaatst hem aan het begin van de richterentijd. En dáár ligt de sleutel om zijn gebed te verstaan. Israël had toen nog maar een heel klein deel van het land dat God aan Abraham, Izak en Jakob had beloofd ingenomen. Als Jabes vraagt om -letterlijke- uitbreiding van zijn gebied, dan is dat een gebed om de vervulling van die landbelofte. Zijn gebed is vergelijkbaar met de bede uit het Onze Vader, ”Uw wil geschiede”. En God verhoort zijn gebed ook.”
En hier ligt precies de reden waarom de schrijver van het boek Kronieken inzoomt op Jabes, aldus de nieuwtestamenticus. „Israël was teruggekeerd uit de ballingschap, maar ervoer weinig meer van de glorietijd van koning David, die heerste over het grote rijk dat God aan de aartsvaders beloofd had. Uit de geschiedenis van Jabes -een edelsteen te midden van een grauwe opsomming van namen- spreekt hoop: God blijft trouw aan Zijn Woord.”
Nooit afgeschaft
De landbelofte - daarover sprak ook prof. Paul. Het boek (2) Kronieken eindigt met het edict van Cyrus/Kores. De Joden mogen terugkeren en hun tempel herbouwen.
De inleider wil uitgaan van een blijvende geldigheid van de oudtestamentische landbelofte, „omdat deze door Christus of de apostelen nooit is afgeschaft of als vervuld wordt beschouwd. Dit geldt wel voor de offerdienst, maar niet voor de beloften aan Abraham en zijn nageslacht.”
Niet dat deze beloften direct vertaald kunnen worden in politiek handelen, aldus prof. Paul. „In politiek opzicht kan het nodig zijn voor het Joodse volk om geografische concessies te doen en er kunnen verschuivingen in de grenzen optreden. Uiteindelijk zal echter de belofte aan Abraham haar volkomen vervulling vinden.” Tegelijk, zo merkte hij op, „is het land in de toekomst niet voor het volk Israël alleen, want Israël zal immers tot zegen zijn voor de gehele wereld.”
Lees hier het artikel van prof. dr. M. J. Paul