Terdege
Rotterdam krijgt met Aboutaleb een islamitische burgemeester. In familieblad Terdege reageert ds. M. van Kooten op de opmerking: „Rotterdam was vroeger het mekka van de gereformeerde gezindte, tegenwoordig lijkt het wel op Mekka.”
„Vroeger had Rotterdam burgervaders die fungeerden als voedsterheer van de kerk. Ik denk met name aan Johan van der Hoeven, de zwager van Abraham Hellenbroek, aan wie hij zijn uitgebreide verklaring over het Hooglied opdroeg. Wat een verschil met Aboutaleb, die aanhanger is van een religie die achter in Hellenbroeks ”Goddelijke waarheden” gerekend wordt tot de grootste dwalingen.Laten we echter reëel zijn. De tijd van eerste schepen Johan van der Hoeven ligt ver achter ons. De godsdienstige overtuiging die de meeste burgemeesters na die tijd hadden, staat ver af van die van de gereformeerde gezindte. Voor de VVD’er Opstelten waren het de socialisten Peper, Van der Louw, Thomassen en Van Walsum die de scepter zwaaiden over Rotterdam. Daarvoor waren het de liberaal Oud en de NSB’er Muller die het bewind voerden over de grootste havenstad van Nederland. Laatstgenoemde was medeverantwoordelijk voor de deportatie van de Rotterdamse Joden naar Westerbork in 1942.
Ik deel de zorgen over de nieuwe burgemeester. Laten we echter niet vergeten wat de legendarische ds. J. H. Koster, die vroeger menigmaal in een Rotterdams zaaltje preekte, aan het papier toevertrouwde: „Onlangs had ik een mormonenzendeling op bezoek, afkomstig uit onze streek. ’k Had juist een zeer slagvaardige vriend uit Gouda bij me, die de zendeling geducht neersloeg, tot ik tussenbeide kwam en zei: „Vriend! Ge slaat de verkeerde, sla mij toch, want wiens schuld is ’t dat dit verdwaalde schaap zo ver verstrikken kon? Dat is mijn schuld. Had ik als leraar de plaats ingenomen die ik moest innemen met Gods volk, had ik geschenen als een licht in de wereld, als een stad op een berg, had ik met Gods volk op m’n plaats geweest, gewisselijk de belofte zou zijn vervuld: Dat de vijanden zich geveinsd onderwierpen.””
Hoeveel genadeloze kritiek leveren wij op burgemeesters van eigen gezindte. En we stellen gerust (inclusief ondergetekende) dat men eigenlijk die post niet verantwoord kan innemen omdat men dan principes moet prijsgeven. Dan moet het ons niet verwonderen dat de installatie van een islamiet als burgemeester een gevolg daarvan is. Op gereformeerde grondslag kon het toch niet meer?”
De Reformatie
Prof. dr. A. L. Th. de Bruijne schrijft in het gereformeerd vrijgemaakte weekblad De Reformatie over de seculiere lobby, die pleit voor afschaffing van de Wet op de godslastering.
„Christenen moeten niet schermen met hun gekwetste godsdienstige gevoelens. Wie het Lam volgt, moet zulke kwetsuren niet vreemd vinden of willen ontlopen, zeker niet via de rechter. Dat soort christelijke ’zelfverdediging’ strijdt met de stijl van het koninkrijk: „Wie u op de ene wang slaat, keer hem ook de andere toe…” Hoogstens kun je in uitzonderlijke omstandigheden in het belang van het Evangelie deze strategie eens kiezen. Zoals Paulus. Normaal is dat hij het lijden ondergaat, maar soms beroept hij zich op zijn Romeinse burgerrecht.
Overigens kan deze bescherming van de religieuze gevoelens ook averechts uitpakken en de actieradius van het Evangelie beperken. Want volgens de Bijbel mag je niet spotten met de ware God, maar wel met de afgoden. Wat gebeurt er als de kerk in navolging van profeten als Jesaja en Ezechiël satire zou gebruiken in het debat met de islam of met andere religies? Natuurlijk niet om te kwetsen of te pas en te onpas, maar om te ontmaskeren of wakker te schudden. Misschien vinden christenen het dan functioneel, maar zullen de betrokkenen zich aangetast voelen in hun religieuze gevoelens. En zeg dan niet dat zulke satire volgens de Nederlandse rechtspraak mag. Want dat is inderdaad het geval, mits zij plaatsvindt in een context waar je satire verwacht: het theater. Zou men de preekstoel of het publieke debat ook een geschikte omgeving vinden? Bij nader inzien lijkt zelfs die speciale vermelding van religie in de antidiscriminatiewet voor christenen niet echt wenselijk. Misschien kunnen we in deze politieke context maar beter helemaal afscheid nemen van dit achterhoedegevecht.”
De Waarheidsvriend
In het algemeen zijn opgroeiende kerkelijke jongeren niet echt negatief over de zondag. Ze zijn eerder ontevreden. Waar lopen ze zoal tegen aan? In De Waarheidsvriend, orgaan van de Gereformeerde Bond, schrijft ds. C. Boele over de problematiek van de zondagsheiliging.
„Een eerste onduidelijkheid is dat er tussen families in dezelfde kerkelijke kring verschillen zijn. We zitten in dezelfde kerk en gaan naar dezelfde school, maar toch mag de een meer dan de ander. Een tweede onduidelijkheid is dat ze zien dat de zondag tijdens de vakantie veelal een vrijere invulling krijgt dan thuis. Het meest moeilijke is als jongeren van ouders geen uitleg en argumenten krijgen waarom voor bepaalde regels wordt gekozen. Daar hebben ze toch recht op?
Welke kaders zijn van belang voor de invulling van de zondag? Vanuit de Bijbel wordt duidelijk dat God te midden van alle gewone dagen één dag afgezonderd heeft om die anders door te brengen dan de andere dagen. In Exodus 20:8-11 lezen we heel concreet de opdracht: „Gedenkt de sabbatdag, dat gij die heiligt (…).” Heiligen betekent: apart zetten, afzonderen. Laat deze dag dan ook anders zijn dan alle andere dagen. Met deze dag heeft God namelijk een bijzondere bedoeling.
Welke? In de eerste plaats dient het een vreugdevolle dag te zijn. In gedachten gaan we dan terug naar de schepping, want toen al gaf God deze dag als een geschenk aan de mens. In Genesis 2:2 lezen we dat God nadat Hij Zijn scheppingwerk gemaakt had, gerust heeft. Daarmee wordt niet bedoeld dat Hij moe was, maar dat Hij wilde genieten van de schepping. De zondagsrust heeft dus een positief uitgangspunt.
In de tweede plaats is de zondag een dag waarop de mens het werk mag neerleggen. Een dag om lichamelijk en geestelijk op adem te komen. Even mag afstand genomen worden van de doordeweekse beslommeringen om de accu weer op te laden. Dat geldt zowel van onze baan als van alle andere ’verplichtingen’, zoals huiswerk, sporten, de auto wassen, klussen, grasmaaien, tuinieren of niet-noodzakelijk huishoudelijk werk.
Het is niet gemakkelijk om ons van deze dingen los te maken. Steeds hebben mensen de neiging zich op te laten jagen door alles wat ’moet’. We zoeken onze zekerheid en toekomst veilig te stellen door wat we zelf doen. Daartegenover heeft God de rustdag gegeven, om ons te herinneren aan en te oefenen in het vertrouwen op Hem dat Hij voor ons zorgt.”