Tijd reserveren voor samen lezen en bidden
Moeite met het nemen van tijd voor God is van alle tijden. Prof. dr. J. Hoek: „Vergeten we niet dat het altijd moeilijk is geweest om in de dagindeling structureel tijd vrij te maken voor God en Zijn dienst? Vroeger kende men langere werkdagen en geen vrije zaterdag.” Hij sprak donderdag tijdens een symposium van de Gereformeerde Bond over huisgodsdienst.
Calvijn signaleerde al dat het gezin als een kerkje in de kerk niet altijd als zodanig functioneerde, aldus prof. Hoek. „In zijn Institutie beklaagt hij zich erover dat sommige ouders zo traag en nalatig zijn in het onderwijzen van hun kinderen. Alsof het iets was wat hen niet aanging. Dit soort mensen zorgt ervoor dat de gedachtenis aan God verloren gaat.”Een latere gereformeerde theoloog als Gisbertus Voetius gaan niet voor excuses door de knieën. „In het gezin moet alles gericht zijn op het zoeken van het koninkrijk der hemelen.” Verder ziet hij een levendige huisgodsdienst als een „kwekerij om steeds meer getrouwe verdedigers van de zaken der Gereformeerde Kerk voort te brengen”, zegt prof. Hoek.
De hoogleraar gereformeerde spiritualiteit aan de Protestantse Theologische Universiteit te Kampen gaf donderdag op Hydepark, het theologische seminarium van de Protestantse Kerk in Nederland in Doorn, een historisch overzicht van de huisgodsdienst. De Gereformeerde Bond belegde twee lezingen en drie workshoprondes om de 120 aanwezige ambtsdragers en jeugdwerkers handvatten te geven voor het stimuleren van de vroomheid in de gezinnen.
Prof. Hoek ziet het hebben van ankerplaatsen als leerpunt uit de gereformeerde traditie. „Structureel tijd en ruimte reserveren voor God moet in de plaats komen van de gedachte: als we eventueel tijd over hebben is die voor God bestemd.”
Van jongs af creatief en concreet gestalte geven aan de omgang met God is nodig in de 21e eeuw. Prof. Hoek constateert grote spanning tussen ideaal en werkelijkheid. Meer dan eens per dag als gezin samen bidden, lezen en zingen rond het harmonium zit er niet meer bij.
Willem Teellinck, de vader der Nadere Reformatie, schreef concreet hoe huisgodsdienst gestalte krijgt. Hij beveelt een kwartier afzondering voor zelfonderzoek of het lezen van een dagboek aan. Prof. Hoek citeert: „In het gezin leze men de Bijbel en bidde in gezinsverband ’s morgen en ’s avonds. Na het lezen make men toepassingen op het gezin, ondervrage men de jeugd en late deze zo nu en dan een of twee Bijbelverzen uit het hoofd leren. Bij de maaltijden moet er stichtelijk gesproken worden. Gezinscatechese vindt minstens eens per week op zaterdag plaats, maar behoort ook door de week aan tafel aan de orde te komen. Tevens behoren de gehoorde preken onderwerp van gespreksstof te zijn.” Teellinck pleit zelfs voor een vastenperiode, die eens per jaar moet plaatshebben.
Geloofsopvoeding moet gelijk opgaan met de normale opvoeding, vinden de nadere reformatoren. Kinderen hebben de natuurlijke neiging hun ouders te imiteren, ook in geestelijke zaken, ontdekten ze. Ook als ouders hun plicht verzuimen, wordt dat nagedaan. Prof. Hoek: „Een reformator gaf als voorbeeld de fabel waarin de kreeft zijn zoon bestraft omdat hij geen rechte weg gaat. De jonge kreeft antwoordt: „Ga mij rechtuit voor, dan zal ik u volgen.””
In de knel
Ds. M. M. van Campen (Rotterdam) gaat in op de viering van de zondag en christelijke feestdagen. „Zondag is een blijde dag, het is klein Pasen. Ik noem het ook een Zoondag van verlossing en een zoendag van verzoening door Christus.” De „socistress” ziet hij als domper op de feestvreugde.
Het hele sociale leven is naar het weekend verlegd. Zo komt de zondag in de knel. „Van maandag tot vrijdag zijn er tegenwoordig nergens meer mensen jarig; er zijn ook geen jubilea of personeelsavondjes.”
De zaterdag moet voor jezelf zijn en de zondag voor God, vindt ds. Van Campen. Daar moet een christen zich in disciplineren. „Er is in de stad geen bewarende stroom waar je je bij kunt aansluiten. De grote stroom trekt van weekend naar weekend, van festival naar festival, van koopgoot naar de Kuip, van bos naar strand. Er is geen rustpunt meer.”
Als „prikkelende tegenstelling, geen pleidooi” oppert hij of de tweede dienst op zondag niet moet worden afgeschaft. Zo heeft het gezin meer rust.
Tegelijkertijd poneert hij de tegenstelling met een serieuze ondertoon. „Het is moeilijk om jongeren bij de middagpreek te houden. Het café, zeker in de stad, staat om de hoek. Zonder maar iets op de inhoud te minderen, kunnen we zoeken naar bijvoorbeeld groepsbespreking van de preek. Voor de tweede keer op zondag een monoloog van een uur is te veel gevraagd.”
Prof. Hoek denkt dat de tweede dienst te veel een herhaling is van de eerste. „Vaak komt een predikant uit een andere gemeente die zijn ochtendpreek ’s middags weer gebruikt. De middagdienst echter moet een leerdienst zijn en van daaruit een eigen karakter hebben.”
Ds. E. K. Foppen uit Katwijk gaf handreikingen voor de wijze waarop huisgodsdienst ter sprake kan worden gebracht tijdens huisbezoeken. Concreet vragen of gezinsleden bidden, hoe vaak per dag ze bidden en of ze het samen doen, kunnen meer losmaken dan vragen over de kerk, stelde hij.
„We moeten ervoor waken om vanuit kerkelijke insteek te beginnen door te vragen hoe het gaat op catechesatie of lidmatenkring. Voordat je het weet heb je een klachtenlijst waar je niets aan hebt, of loop je vast in het gesprek.”
Ook doen ouderlingen er goed aan bij zichzelf te rade te gaan waar ze zelf tegenaan lopen in hun huisgodsdienst. „Soms blijven we oneindig om een eiland heenvaren. Maar als een ouderling niet hardop bidt aan tafel, zal hij dat ook niet vragen aan een gemeentelid.”
Het gesprek op huisgodsdienst brengen, vergt creativiteit. Ds. Foppen ziet ook in speciale bezoeken bij huwelijk of geboorte mogelijkheden. „Ik kom u een dagboek van de kerk brengen. Ik heb maar niets voorin geschreven, want misschien heeft u hem al.” „Nee”, zegt het stel, daarmee soms hun lauwheid in de huisgodsdienst verbloemend. „Deze ken ik niet.” Op die manier kun je gelijk doorvragen of ze überhaupt een dagboek lezen.”